United States or Micronesia ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Het bevel kwam onzen Jan Evertsen toe!" bromde Gerrit Leinsz. "Ik en wil onder zoo'n ruw stuk vleesch niet dienen!" "Weg met het Kregelige Mennonietje!" schreeuwde Huib. Daar klinken riemslagen. De nieuwe opperbevelhebber nadert zijn schip. "Jaagt hem een kogel door den kop! Weg, weg, met het vloekbeest! Haalt den valreep op!

Want wat het laagstaan dier menschen betreft: vraag, lezer, u zelf eens af, of gij u licht op dit oogenblik kunt voorstellen te leven een psychisch-frisschere en ook sterkere figuur dan Neel Burk; een psychisch-reinere, dan Huib Kilometerboekje welk een prachtig mystisch-diep begrip van de waarde en de beteekenis der aangeboren, door het tijdelijk persoons-leven niet meer te deren zielseigenschappen toont hier de schrijver! een psychisch meer bijzondere en reinere dan de tooverkol en schijnbaar belachelijke Tante Antje met haar aandoenlijke onbaatzuchtigheid en men heeft in het feit, dat de schrijver niets gedaan heeft om die uiterlijke belachelijkheid en abjectheid te verminderen, weer een prachtig bewijs van het passief blijven zijner lagere persoonlijkheid! maar, vóór u zelf, lezer, deze vragen te stellen, zie toch nog eens duidelijk in, hoe weinig psychische begaafdheid met verstandelijke ontwikkeling en begaafdheid behoeft te maken te hebben.

Ik keek hem aan, alsof ik zeggen wou: "Schort het je in je bol?" De man lachte even en zeî: "Als een visch op het droge, Huib!" Nu herkende ik hem. Het was stuurman Willem Adriaense Warmont, die mij vroeger gezegd had, dat er tweeërlei soort van menschen waren, doch ik was het vergeten. "Hoe maak-je 't, ouwe jongen?" vroeg ik en stak mijne hand uit. "Goed, goed, Huib! Zeker tienmaal beter dan jij!

Na dien tijd waren we daar niet geweest, en nu had Trijn de jongens er zeker op afgestuurd om mij te halen. "Ken je die vuile, gelapte borsten, Huib?" vroeg Marten. "Of hij ze kent?" sprak schipper Hein, die stillekens achter ons gekomen was, "of hij ze kent, Marten? Bijlo, het zijn zijne beste vrienden! Niet, Huibje?" ", Huib! Huib! Huib! Kom-je?" klonk het van den wal.

"Wel, Huib, ben je er nu al zeker van of die vermaarde en excellente poëet Jakob Van Maerlant van je maagschap is?" Ik groette beleefd en lachte. "Nu ja, maar alle gekheid terzijde, waarom ben je niet ten oorlog blijven varen, ge zoudt het licht zoo ver hebben kunnen brengen als ... als ... Tromp. Heb je in dien tijd braaf wat geleerd?" Ik kreeg weer een ekel aan hem, was dat nu vragen!

»Dat is kinderachtigzei Karel Holm. »Wij doen mede om een prettigen middag te hebben, en natuurlijk ook om wat te winnen. Maar de pret is toch de hoofdzaak.» »Bovendien kan Bob of Tines vallen, en daardoor niets winnenzei ik. »Ook mogelijk! Ook kunnen zij opvolgende nummers trekken, zoodat zij tegen elkander moeten loopen. Daar is vooruit niets van te zeggenzei Huib de Leeuw.

"Jawel, Ammiraal!" was Huibs verlegen antwoord; want hij schaamde zich dat hij van een onbewaakt oogenblik gebruik had gemaakt en Marten bij zijnen naam had genoemd. "Zoo gaat het goed, Huib!" zeide Tromp lachend, doch verwijderde zich terstond om elders nieuwe bevelen te brengen. "Hij kent me nog, die ouwe, trouwe, goeië Marten!" fluisterde Huib en pinkte een traan van blijdschap weg.

Als jij dan zooveel weet, laat me dan maar links liggen!" gaf ik zeer verstoord ten antwoord. "Je bent boos, Huib, maar dat kan ik niet helpen! Ik heb je niets in den weg gelegd, wel?" Ik zweeg en keerde mij om; want ik was, o, zoo nijdig, en al weer niet op mij zelven, maar op den ouden schoolmeester, op "Kregel Mennonietje," op Marten, op Pieter Pietersz. Hein, ja, op heel de wereld.

Je lijkt, bij m'n ziel, meer op een vroolijk zusterken dan op een matroos. Hoe oud ben-je al?" vraagt Huib. "Zoo oud als mijn handen en niet als mijn tanden!" klinkt het even bits. "Brrrr, wat 'n antwoord! Heusch, Adriaan, dat komt omdat je geen baard hebt, dat je zoo kort van stof bent!" "Wel, geef jij me dan maar wat pootjes! Je gezicht lijkt veel op een stoppelveld van zaadstroo!

Wacht, ik weet het, Huib Maerlant heette hij. Toen ik hem vertelde dat ik, als ik naar zee ging, Ammiraal zou moeten worden, schold hij mij uit en zeî: ,Je wordt pluimgraaf op het schip waarop ik kapitein ben! Je bent nog al lang met hem in kennis geweest, weet-je ook wat er van hem geworden is?" "Jawel, Witte!