United States or Azerbaijan ? Vote for the TOP Country of the Week !


De Boogh aan 't schreeuwen, vloeken, krijschen weer aldoor gedempt natuurlijk, telkens angstig omziend naar de deur ; hij schold, hij dreigde met politie en "de kast," vroeg of hij soms stapelgek was, Paul, of hij dan nou waarachtig dacht dat ze 'm niet in de ramen hadden, óf hij beklaagde zich, meer tot Louis gericht,'op kinderachtig-huilerigen toon, hield zich wanhopig.... Z'n goeie naam was weg! hij kon z'n zaken wel sluiten!... Louis, daar tusschen door, steeds met die houding die voor waardigheid moest doorgaan, deed zijn best minachtend-ijskoud, vlijmend scherp, venijnig hatelijk te zijn; hij hield zich ook alsof hij Pauls verhaal volstrekt maar niet naïevelijk zoo aannam, alsof hij overtuigd was maar 't niet wou zeggen, omdat het hem te min was dat Paul van middelen gebruik gemaakt had, waartegen hij, een degelijk heer-van-eer, een gentleman, niet op kon; listige foefjes van in zulke zaken doortrapte menschen, die daar den tijd voor hadden..., hij had wel andere dingen aan z'n hoofd....

Het zou als muziek in zijne ooren geklonken hebben, indien hij het gefluister had kunnen verstaan. "Kijk eens, Jim! hij gaat naar hem toe! Kijk eens, hij geeft hem eene hand, een hand! Wou jij niet, dat je Jeff was?" Intusschen was het geheele personeel bezig zijn best te doen, om in een voordeelig licht te treden.

Weg is de bloedhertog: Rinkelt, roomers en bottels. Leve de Geus! Bijten wou hij zijn eigen. De stokken brijzelden zijn gebit. Met hangenden suffen kop, Denkt hij aan dagen van moord en vraatlust. Weg is de bloedhertog: Slaat op de glorietrom, Slaat op de krijgstrom! Leve de Geus!

En hij begrijpt heel goed hoe het met mij gesteld is. Ik wou niet, dat hij naast mij kwam liggen, want het is net alsof ik de wormen al aan mijn lichaam voel vreten. Wij hebben den geheelen nacht door samen geweend en over vroeger gesproken.

Ik wou wel eens weten wat al die poppen toch eigenlyk beduiden, klaagde Wouter. Dat moet je dan maar aan Stoffel vragen, antwoordde z'n moeder. Wacht tot-i van z'n school komt. En dit geschiedde. Stoffel, de tot voorganger gestempelde apostel van den huize Pieterse, vervulde vry nauwkeurig dezelfde rol die we dagelyks hooren opdeunen door soortgelyke wezens in de Maatschappy.

Ja, natuurlijk wou hij aangenomen worden, zooals alle anderen; 't was hem al lang een ergernis geweest, dat hij de laatste was van alle jongens, die even oud waren als hij. Dat sprak immers van zelf. En nu kwam zijn moeder en maakte het tot zooiets verschrikkelijk gewichtigs, alsof 't een keerpunt in zijn leven was.

Maar verleden... wat wou ik je vertellen? 't Was iets van Styntje, m'nheer, en dat de kerk zoo naby was. 't Is gek in 'n mensen dat-i soms niet weet wat-i vertellen wou. Ja, de kerk is vlak by, en als ik 's morgens opsta... kyk, nu weet ik wat het was.

Zij was ook mijn schooljuffrouw, die me de taal leerde; als ik naar iets wees, zei zij mij den naam er van in haar taal, zoodat ik in een dag of wat vragen kon om wat ik hebben wou. Zij was een goed kind en niet grooter dan veertig voet, wat klein is voor haar leeftijd. Zij gaf mij den naam van Grildrig, dien de familie overnam en later het heele rijk.

Dat kan my nu niet schelen, zei Pompile, als ze mama maar wou overhalen om naar Groenenhuize te gaan, papa! Waar is Gerrit? vroeg de oudeheer. Styf van 't rhumatiek, papa! En morgen heeft Dieper 'n smerig papiertje, niet waar, Dieper?

Wat heeft zoo'n man 'n jongetje P. G. te vragen in de krant, en dan... wegteloopen met 'n mensch z'n geld! Ik vraag je, wat doet er de godsdienst toe? Ik wou ... ik wou ... dat-i 'n roomsch jongetje genomen had, met 'n ... koussie van duizend! Ja, moeder, dit was zeker beter geweest. 'n Roomsche is net zoo goed als 'n ander, dit zeg ik maar!