Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 mei 2025
De vischjes werden te water geworpen, en de jagers hielden zich opnieuw doodstil. Zoo ging de middag genoeglijk voorbij. De oogst was buitengewoon voorspoedig, en Heer Jan fluisterde Marten toe, dat hij ook eenige vogels aan Hopman Wybe Sjoerds zou zenden, om die bij zijn middagmaal te gebruiken.
Daar zag Witte op het oogenblik anders niet naar uit; want onderwijl Marten vertelde, was de kleine jongen, die echter nog al kloek en stevig voor zijn leeftijd was, daar hij een paar dagen geleden eerst zeven jaar oud was geworden, naar buiten gekomen en stond met glinsterende oogen en gloeiende wangen te luisteren. "En waarheen gaat het nu?" vervolgde moeder De With.
Al lang waren ze de naaste straat ingeslagen toen ik hen nog hoorde zingen: Marten had zich met den schipper verwijderd en was drok met hem in gesprek. Ik bleef moederziel alleen staan en tranen van spijt sprongen mij uit de oogen. Intusschen was ik in duizend vreezen, dat Trijn Blomzoetken komen zou en mij om geld vragen, dat ik niet en had. o, Als dat gebeurde, wat dan?
»Niet te dicht aan den kant, Marten," zei Heer Jan. »Ha, wat is het hier een uitstekend geschikt plekje. Hoor je ze al snateren, Marten?" »Of ik!" riep Marten met gedempte stem, om de vogels niet te verjagen, want het was een schuw volkje, dat bij het minste gerucht de vleugels repte en een goed heenkomen zocht. Ook nu hield het gesnater al spoedig op. »Ik zal tusschen het riet roeien.
Aelbert en Marten staken van wal. Tijd tot talmen hadden zij niet, want de vijand naderde snel. De mannen, die besloten hadden voortaan het leven van den vrijbuiter te leiden, vereenigden zich in pramen of roeijachten, die zij ijlings van proviand en wapens hadden voorzien, en verdwenen achter de hooge rietpluimen, die hun aan het oog der vijanden onttrokken.
Marten maakte eindelijk aan zijn woordenvloed een einde door hem te vragen, of hij ook iets van zijne zuster had gemerkt, en misschien ook wist, waarheen zij zich begeven had. »Niets van gezien, Marten, heelemaal niets. Alleen weet ik, dat er nog verscheidene vluchtelingen hier gepasseerd zijn, die zich misschien naar Beverwijk of Alkmaar begeven hebben.
Niemand is volgens hem onschuldig, want die aan den beeldenstorm niet heeft deelgenomen, heeft hem althans niet belet, wat in zijn oog even erg is. Floris Geurtsz heeft zijn kapittel uitgelezen en het boek langzaam dichtgeslagen. Daarna reikt hij het over aan Marten, die het verbergt op dezelfde plaats, waar het reeds zoovele jaren onopgemerkt heeft gelegen.
En voor het overige, ik heb me als kwajongen laten doopen om te kunnen vechten, het komt er voor mij zoo precies niet op aan! Herinner je jezelven dien tijd nog wel eens, Marten?" "Ja, nog dikwijls Witte, nog dikwijls!" "Wie had dat ooit gedacht, dat wij het zóó ver brengen zouden! Ik denk nog dikwijls aan een van jou goede kameraads, die met jou gelijk naar zee ging! Hoe heette hij ook?
Hij komt nooit van het erf af, en laat zich evenmin ooit tweemaal roepen. Kom Kees, waar ben je? Ga je meê met den baas?" Een kort gebrom was het antwoord. 't Kwam uit het hondenhok, en Marten begaf er zich heen. Ha, thans was het raadsel spoedig opgelost. Kees deed zich te goed aan de beenderen van de twee hanen, die Anna hem gebracht had.
Maar nauwelijks waren Floris Geurtsz en de Hopman weer in huis verdwenen, of Marten, wiens woede geen grenzen kende, maakte schielijk Kees los van den ketting, en fluisterde hem toe: »Sa-sa-Kees, pak ze!" Dat liet Kees zich geen tweemaal zeggen. De vreemdeling was hem al lang een doorn in het oog geweest en hij wenschte niets liever, dan hem eens bij de beenen te pakken.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek