Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 3 juni 2025


"Wat zou 't een gekke sensatie maken, als ik, een bult, partij trok voor Augusta; ze werd zeker om zoo'n ridder uitgelachen of geplaagd, en dat wil ik niet; de kwâjongen is ook niet waard, dat men zich boos op hem maakt. Gelukkig is zij er 't meisje niet naar, om iets voor zoo'n kwast te voelen." Hij wordt kalmer. Zie! daar wandelt Augusta, arm in arm met den blonden krullebol.

Maar kijk eens, vader, Douwes heeft kroos in zijn haar zitten en aan een knoop van zijn jas ook!" hervatte moeder. Douwes wilde een nieuwe leugen verzinnen; maar eer hij daartoe kwam, zei vader: "Waarom zit je zoo te jokken, kwajongen? Je hebt in de sloot gelegen! Kijk maar, het eendenkroos zit nog in je haar. Spreek op, hoe komt dat?"

»Daar wordt de grijze dichter Bilderdijk weer uitgelucht of hij een kwajongen waar," hervatte Roestink, terwijl hij nog altijd in het tijdschrift rondbladerde. »Wel zeker! de groote IJ., de voortreffelijke W., de weergalooze S., dát zijn de mannen van het oogenblik, die mogen spreken, zelfs van de zaken, waarvan ze toonen niet het minste te weten!

Antoine hem snel in de rede vallend. Het was mooi, houd nu maar op. Het kind is daarover zeer ontstemd en gaat bedaard voort. De zaal giert het uit. Dat is te erg! Antoine ten einde raad, knijpt hem in de arm en fluistert: Als je nu niet gauw je mond houdt, kwajongen! Nee, ik hou m'n mond niet, pruilt de kleine. Ik heb de fabel geleerd, ik zal haar ook opzeggen. Er viel niets aan te doen!

En de storm, die over onze stad buldert, er met schoorsteenen smijt en telephoonpalen omkegelt, hij is een lastige kwajongen, niet meer.

Heb je dan zelf niet verteld, dat hij eens voor een krijgsraad, waarvan Tromp voorzitter was, heeft moeten verschijnen, en dat hij op den raad, hem gegeven, om den Stadhouder vergiffenis te vragen, geantwoord heeft: "Dat en doe ik nooit ofte nimmer! Ik ben een eerlijk man, en geen kwajongen!" "Dat's waar!" zeide Huib.

"Ik denk, dat ik met den een of anderen kwâjongen te doen heb," mompelde hij eindelijk, terwijl hij weer naar binnen ging, "maar ik zal hem wel krijgen, wacht maar!" Zoodra hij in huis was, zocht hij een dikken stok, en legde dien bij zich op de tafel. "Zie je ook niets?" vroeg zijne vrouw. "Neen, nog niet, maar ik zal hem wel krijgen!"

Die eene Brielsche kwâjongen is méér dan de andere, de roem van zijne stad en de eer van zijn Land geworden!

Daar lag het mooie, frissche grasperk voor hem; zwijgend nam hij Claudine bij de hand en deed haar plaats nemen op de bank, terwijl hij zelf voor haar staan bleef. »Luister Dientje!" sprak hij ras, »verschoon mij, juffrouw Verburg! dat ik u zoo gemeenzaam bij den jonge-meisjesnaam noem uit den tijd toen ik nog een kwajongen was, waarmee gij, en terecht, niets te doen wildet hebben."

Janneken Palincx is een snotaap, een kwajongen! Hij is de sterkste van allemaal, Grootva!... En hij liegt nooit... Vindt gij het aardig altijd met Grootmoe getrouwd te zijn? Zij kan soms toch zagen!... Kind, kind, 't is goed dat het niemand hoort... maar zoo'n dingen moogt ge niet zeggen of denken... Snepvangers zag ongerust rond, maar er was geen mensch in de buurt.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek