United States or Micronesia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als Grootmoe het moest hooren! Ik zal het haar toch niet zeggen, troostte Albertken, maar ik zou toch niet altijd met één vrouw willen getrouwd zijn... Snepvangers begon uitbundig te lachen en Albertken, een oogenblik uit zijn lood geslagen, lachte mee. Wij, jongens, zagen nooit, zei hij en verzonk weer in zijn gemijmer.

, wat 'n ander mensch wer-je zoo. Bellebellebel. Dat was Treesje. Die belde altijd zoo lang als ze uit school kwam. "Dag Treesje." "Dag grootmoe." "Hoe laat is 't?" "Half vijf... Wat ruikt 't hier raar." "Ruikt 't hier raar?" "Ja, ik weet niet naar wat." "Dat zullen de bloemen zijn." "Is moe niet thuis?" "Nee, niemand." "Sien!... Si-e-e-n!... Sien-tje!" "Ja jongejuffrouw?"

"Dat is de wind," antwoordde grootmoe. "Neen," zei Bart, "toch niet" en hij ging naar de keuken, om daar door het raam te kijken, waar hij Krijns huis zien kon. Daar zag hij Krijns moeder met de rokken hoog opgeschort, op iederen arm een kind, ze trachtte tegen den wind op te komen en waadde tot de knieën door 't water. "Vrouw Lubbe! vrouw Lubbe!" gilde ze, zoo hard ze kon.

En Groo'moe, die in Geertje's kamertje door het zolder-raampje keek, zag haar zwenken, lenig en vlug. Hoe mooi is hier de stemming van dat oude dorpje getroffen, die kerk, die school, het eenzame pleintje. Stil blijven ze achter in hun onverstoorden, zuiveren eenvoud.... Het bij hen behoorende kind trekt naar de groote stad.... Is ze even droevig, dat ze grootmoe niet meer ziet?

"Nou komt het water toch niet meer," zei Elsje, "neen ?" "Wel nee," zei Bart, "zoo hoog niet. Wat zullen moeder en vader wel denken. Ik zal wat uit het raam hangen, dan zien ze, dat we hier zijn. Zoo'n handdoek, grootmoe," vroeg Bart. De oude vrouw kon niet praten, ze knikte maar. Bart trok een handdoek van de drooglijn. Er lag een stukje touw, dat deed hij in de lus.

Hij had andere menschen van een schip gered en toen een stuk wrakhout tegen zijn hoofd gekregen. Toen was grootmoeder erg ziek geworden en toen kon ze niet meer loopen. Moeder en vader zeien altijd, we moeten maar heel lief voor grootmoeder zijn. Daar stonden Krijn en Jaap. Ze wenkten hem. "Moet u niet lezen, grootmoe," vroeg Bart.

Sta dan maar gauw op, dan kan je me helpen. Vader moet zoo weg." "Morgen, Moe," zei Bart en sprong het bed uit. Als vader weg is dacht hij ga ik naar Krijn toe. Om half acht ging vader de deur uit. Eerst had hij grootmoe uit de bedstee getild en weer op haar stoel gezet; dat vond hij voor moeder te zwaar.

Hij durfde toch niet heengaan en ook niet tegen Krijn zeggen, dat hij niet kwam. Zou hij heengaan en grootmoe toch alleen laten met Elsje. En als ze hem zochten en grootmoe wist niet, waar hij was. Elsje zou hem roepen. Ze zou misschien naar het huisje van Krijn gaan. "Hoor es, grootmoe, , alles schudt van den wind. En het is zoo donker," merkte Elsje op. Hij kon toch wel gauw terug komen.

De paarden en koeien waren bij elkaar gekropen, zoo dicht mogelijk tegen den dijk aan onder een groepje boomen, wat hen nog wel niet tegen den regen beschutten kon, maar zeker wel tegen den wind. Niemand op den dijk te zien. Wat joegen die wolken door de lucht, net of ze mekaar achterna zaten. Brr, het was griezelig weer. "We konden de lamp wel opsteken, grootmoe," zei Elsje, "'t is zoo donker.

"Kom dan! het water!" meer kon Bart niet hooren. Daar kwam Jaaps moeder ook met kleine Koosje op den eenen en den hond onder den anderen arm. Ze gleden haast uit, maar ze liepen toch door en gingen naar den dijk toe. Bart trilde van angst. Wat moest hij doen. Grootmoe! zijn bloed stond stil van schrik. Het was vast niet van den regen.