United States or Israel ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Hallo, wat is datvroeg Sikes, naar voren komend, toen de Jood het bankbiljet greep. »Dat is van mij, Fagin.« »Nee, nee, m'n waardezei de Jood. »'t Is van mij, Bill, van mij. Jij krijgt de boeken.« »Als dat niet van mij iszei Bill Sikes, terwijl bij zijn hoed opzette, »dat wil zeggen van mij en Nancy, dan breng ik den jongen weer terugDe Jood ontstelde.

»Yes we are going! pay yourself," en Wilkinson wierp hem een Hollandsch bankbiljet toe, met zijne nota. Frits vroeg ook naar zijne vertering. »Dat heeft nog geen haast," gaf Koppelman ten antwoord met eene bedoeling die licht te raden was. »Het heeft haast, want ik rijd met mijnheer mee." »Zoo, dat's 'n mooie! en de kales die je besteld hebt, en die ieder moment komen kan."

Sikes het bankbiljet tusschen vinger en duim van den Jood uit; hij keek den ouden man koeltjes in het gezicht, vouwde het bankbiljet klein op en knoopte het in zijn halsdoek. »Dat is voor onze moeitezei Sikes, »en 't is niet half genoeg. Jij mag de boeken houden, als je graag leest. En anders verkoop je ze

Hij opent een portemonnaie, neemt een goudstuk en volgt met schijnbaar rustigen blik het loopende spel.... Zie, de bank verliest. Ha! moet het goudstuk wachten, en tóch het bankbiljet van vijfhonderd francs gewaagd worden. Hij zet op 20 l'age d'Alice! Een oogenblik later heeft de hark van den croupier de vijfhonderd francs doen verdwijnen.

"Nader, nadert beiden. Ik bemin u zeer. O, 't is zoet zóó te sterven. Ook gij, Cosette, bemint mij. Ik wist wel, dat gij steeds vriendschap voor den ouden goeden man hadt. Hoe lief zijt gij, mij een kussen onder de lendenen te hebben gelegd! Ge zult mij een weinig betreuren, niet waar? Niet te veel; ik wil niet, dat ge werkelijk verdriet hebt. Ge moet uw geluk genieten, mijn kinderen. Ik heb vergeten u te zeggen, dat men op de gespen zonder tongen meer verdiende dan op al het overige. Het gros, de twaalf dozijn, kwam op tien francs en werd voor zestig verkocht. 't Was voorwaar een goede handel. Gij moet u dus over de zesmaal honderdduizend francs niet verwonderen, mijnheer de Pontmercy. 't Is eerlijk gewonnen geld. Ge moogt gerust rijk zijn. Ge moet rijtuig houden, nu en dan een loge in den schouwburg, fraaie kleederen hebben, mijn Cosette, en uw vrienden diners geven; ge moet zeer gelukkig zijn. Straks schreef ik aan Cosette. Zij zal mijn brief vinden. Aan haar vermaak ik de twee kandelaars, die op den schoorsteen staan. Zij zijn van zilver; maar voor mij zijn zij van goud, van diamant; zij veranderen de waskaarsen, die men er op zet, in gewijde kaarsen. Ik weet niet of hij, die ze mij gegeven heeft, hierboven over mij tevreden is. Ik heb gedaan wat ik kon. Mijn kinderen, vergeet niet, dat ik een arm mensch ben; laat mij in een afgelegen hoekje begraven, onder een steen om de plaats aan te duiden. Dat is mijn wil. Geen naam op den steen. Zoo Cosette nu en dan daarheen wil gaan, zal 't mij genoegen doen. Ook gij, mijnheer Pontmercy. Ik moet u bekennen, dat ik u niet altijd bemind heb; ik vraag er u vergiffenis voor. Thans zijt gij en zij slechts één voor mij. Ik ben u zeer dankbaar. Ik gevoel dat gij Cosette gelukkig maakt. Zoo ge wist, mijnheer Pontmercy, hoe haar schoone rozenwangen mij verheugden; wanneer ik haar bleek zag, was ik treurig. In de tafel ligt een bankbiljet van vijfhonderd francs. Ik heb er niet aangeraakt. 't Is voor de armen. Cosette, ziet ge uw jurkje, dáár, op het bed? herkent ge het? 't Is echter niet langer dan tien jaren geleden. Hoe snel verloopt de tijd. Wij zijn zeer gelukkig geweest. 't Is nu gedaan. Weent niet, mijn kinderen, ik ga niet ver, ik zal u van d

Charles Bates begon weer te brullen van 't lachen, zoo luid, dat Fagin zijn gezicht vertrok en zelfs de Vos glimlachte; doch daar hij juist op dat oogenblik het bankbiljet van vijf pond ontdekte, is het twijfelachtig of deze ontdekking dan wel Fagin's grap dien glimlach te voorschijn riep.

En zijn oogen zwommen in een geelachtig rood, en met de vlakke hand streek hij van tijd tot tijd de zweetparels weg, die hem van de haren dropen ofschoon zijn uiterlijk voor 't overige zeer kalm schijnt. Hij neemt een bankbiljet uit een blijkbaar schraalvoorziene portefeuille.... Neen, het bankbiljet verdwijnt weder.

Gij zijt een moordenaar! Ik heb u gezien, Thénardier Jondrette, in het vervallen huis op den boulevard de l'Hopital. Ik weet genoeg van u om u naar het bagno te zenden, en zelfs verder, zoo ik wilde. Ziedaar hebt ge duizend francs, spitsboef die ge zijt." En hij wierp Thénardier een bankbiljet van duizend francs toe. "Ha!

Zij ging ze weer op hun gewone plaats zetten, tegen den muur. Zij kwam bij 't bed en lichtte even 't wit gordijn op. Zij liet het dadelijk weer dicht vallen.... Toen kwam ze terug in de keuken en haalde het bankbiljet uit haar zak. Honderd frank! En dan nog twintig aan het Geluw Meuleken en twintig voor Vaprijsken! Wat moest die heer toch rijk zijn!

En ze was naar de kast gegaan, en, smeekend, dat hij niét boos zou worden... 't was wezenlijk beter.... had ze 'm het bankbiljet van vijf-en-twintig gegeven, terwijl hij weifelde, ontroerd keek. "Ik schaam me, Go," had hij alleen gezegd, en toen was hij gauw weggegaan, en ze had 'm niet weerhouden, omdat ze voelde, hoe pijnlijk 't voor beide zijn zou, nog samen te blijven.