United States or Kyrgyzstan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik weet niet hoe ik zelf er uitzag, maar Lize met haar stroohoedje, haar blauw jurkje en grijs linnen laarzen, was het mooiste kind, dat men zich denken kon; zij was levendig en bevallig; haar geheele voorkomen, al haar gebaren en bewegingen, spraken van het genot, dat deze wandeling haar verschafte.

In 't een knuistje hield hij de schil, boorde het vingertje, zoog tot de vooze smaak 't mondje vertrok en kwijl langs de kin op het pompadour jurkje glipte. Terwijl was bij de andren driftig gepraat. Tweemaal was de appel terug gegleden in 't gat. "Laat mijn 't dan doen", zei korzlig Meijer: "'t is toch h

"Nader, nadert beiden. Ik bemin u zeer. O, 't is zoet zóó te sterven. Ook gij, Cosette, bemint mij. Ik wist wel, dat gij steeds vriendschap voor den ouden goeden man hadt. Hoe lief zijt gij, mij een kussen onder de lendenen te hebben gelegd! Ge zult mij een weinig betreuren, niet waar? Niet te veel; ik wil niet, dat ge werkelijk verdriet hebt. Ge moet uw geluk genieten, mijn kinderen. Ik heb vergeten u te zeggen, dat men op de gespen zonder tongen meer verdiende dan op al het overige. Het gros, de twaalf dozijn, kwam op tien francs en werd voor zestig verkocht. 't Was voorwaar een goede handel. Gij moet u dus over de zesmaal honderdduizend francs niet verwonderen, mijnheer de Pontmercy. 't Is eerlijk gewonnen geld. Ge moogt gerust rijk zijn. Ge moet rijtuig houden, nu en dan een loge in den schouwburg, fraaie kleederen hebben, mijn Cosette, en uw vrienden diners geven; ge moet zeer gelukkig zijn. Straks schreef ik aan Cosette. Zij zal mijn brief vinden. Aan haar vermaak ik de twee kandelaars, die op den schoorsteen staan. Zij zijn van zilver; maar voor mij zijn zij van goud, van diamant; zij veranderen de waskaarsen, die men er op zet, in gewijde kaarsen. Ik weet niet of hij, die ze mij gegeven heeft, hierboven over mij tevreden is. Ik heb gedaan wat ik kon. Mijn kinderen, vergeet niet, dat ik een arm mensch ben; laat mij in een afgelegen hoekje begraven, onder een steen om de plaats aan te duiden. Dat is mijn wil. Geen naam op den steen. Zoo Cosette nu en dan daarheen wil gaan, zal 't mij genoegen doen. Ook gij, mijnheer Pontmercy. Ik moet u bekennen, dat ik u niet altijd bemind heb; ik vraag er u vergiffenis voor. Thans zijt gij en zij slechts één voor mij. Ik ben u zeer dankbaar. Ik gevoel dat gij Cosette gelukkig maakt. Zoo ge wist, mijnheer Pontmercy, hoe haar schoone rozenwangen mij verheugden; wanneer ik haar bleek zag, was ik treurig. In de tafel ligt een bankbiljet van vijfhonderd francs. Ik heb er niet aangeraakt. 't Is voor de armen. Cosette, ziet ge uw jurkje, dáár, op het bed? herkent ge het? 't Is echter niet langer dan tien jaren geleden. Hoe snel verloopt de tijd. Wij zijn zeer gelukkig geweest. 't Is nu gedaan. Weent niet, mijn kinderen, ik ga niet ver, ik zal u van d

Wie zal ooit weten, waarom hem zoo plots een broos beeld van licht door de hersens steeg en waarom hij Reinildeken herdacht, het verre en verleden Reinildeken, staande in zoete zon, nauw in haar spannend jurkje en kijkend met groot-ronde turkoos-oogen, het eendere, het altijd eendere en onveranderde, het nooit verminkte en verwende, het gelijke en dierbare Reinildeken?

Tusschen hen speelde een kind, dat omtrent twee jaren oud scheen, een blond krullebolletje, blootshoofds, Engelsch gekleed, alleen met een kort jurkje en een paar sokjes aan, in het kostuum, dat sommige Hollandsche dames goed noemen om de kinderen te vermoorden.

"Ssst, stil!" riep hij en op elkaar stonden ze daar als verstijfd onder den grooten schoorsteen en zagen: Aan een ruw houten tafel zat bij een kleine lamp een meisje niet ouder dan een jaar of negen. Het lampje wierp een zwak schijnsel op het blonde krulkopje en het schamele jurkje van het kind.

Zijn het die kleedertjes, wier gezicht alleen u zoo getroffen heeft?" "Dat jurkje heb ik geborduurd, en niemand anders," zeide de Gravin, terwijl zij het opnam en met strakke oogen beschouwde. "Die gele stof, die roode en groene bloemen.... ik zie den kramer nog, van wien ik de wol kocht.... O mijn hoofd! mijn hoofd!"

Saartje, op z'n schoot, was in slaap gezakt. Door het dun jurkje heen voelde z'n wijd-spreide hand het adem-geveer onder de ribjes en de krullen van 't warrige kroes pluim-kittelden aan tegen z'n kin. Nu zelf in geluister, niet meer voorwerp van aandacht, zat sterk hij gebogen, aanhoorend de klachten van Dovid, die maanden werkloos geweest was door ziekte der oogen twee weken verdiend had, nou weer w

Het eenvoudige boerendeerntje, dat in Februari van hetzelfde jaar op bloote voeten en in een schamel, rood wollen jurkje haar dorpje had vaarwel gezegd, verlaat thans Tours een van de laatste dagen van April in een schitterende wapenrusting, voorafgegaan door hare banieren, aan het hoofd van een groot gevolg, en in gezelschap van nog vele andere voorname personaadjes, waaronder Regnault de Chartres, Rijkskanselier en Aartsbisschop van Reims, om zich naar Blois te begeven, waar zij den 27en aankomt.

In mijn hart is een bede, die aanhoudt: Behoede God mijn dierbare Vrienden! Vast drukt u aan 't hart uw eigen dochtertje Rembang, 7 September 1904. Mijn liefste Moedertje, Hoe zal ik u danken voor het schattige jurkje dat u ons kindje gaf. Het heeft voor ons des te meer waarde, omdat wij weten in welke omstandigheden u aan het geschenk voor uw kleinkindje gewerkt heeft.