Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 20 mei 2025


OBERON. Maar wij zijn geesten van een andren kring; Vaak jaagde ik met Aurora's lieveling, En bleef in 't dichte bosch zijn jachtgenoot Zelfs tot de poort van 't oosten, vlammend rood, Zijn zegen stralend op Neptunus' zout, Den groenen stroom verandren deed in goud. Maar toch, maak haast, bedien u van de nacht, Deez' taak zij voor den morgen nog volbracht.

Foei, foei! het is, of waanzin mij doet spreken, Alsof wij ons gemis vergeten konden, Zoo Marcus ons maar niet van handen sprak! Komt, vangen we aan; en gij, lief kind, eet dit. Hier is geen drinken. Marcus, hoor haar spreken, Ik kan de tolk zijn voor haar mart'laarsteekens. Zij zegt: zij drinkt geen andren drank dan tranen, Uit leed gebrouwen, op haar wang gemengd.

De wortels van een omgevallen den, waartusschen 't mos is blijven hangen, vormen de wanden en 't dak van zijn woning; takken en twijgjes beschutten die en de sneeuw dekt ze toe. Daar binnen kan hij liggen en rustig slapen van den eenen zomer tot den andren. Is hij dan een dichter, een verweekelijkt droomer, die ruige boschkoning, die roover in de sneeuw verborgen?

De zwarte laat zijne prooi los en stelt zich te weer. Doe decten si sich op die wile: En vlogen noit twee pile Daer men mede sciet in bogen, So sere als si te gader vlogen, Hen waren noit ridders haer genoot, Also di twee soo sterc ende groot: Het scenen beide twee liebaerden, Ende elc sloech andren metten swaerden Van haren helmen grote stucken Dat si op hare artsoenen bucken.

Misschien was het goed voor hem, wiens ziel door diepe smart werd gedrukt, dat er andren waren, die hij in hun armoede kon vertroosten. Misschien was het goed voor hem dat deze tijd zulk een droevige tijd was, waarin de karigheid der natuur gebrek over de armen bracht en waar velen die 't beter hadden, deden wat ze konden om 't volk te gronde te richten.

't Allerdiepst Raadsel dezes Levens nam Uw innigst In-zijn óp weer in zijn schoot, Dat altijd, sinds het uit dat Eeuwge vloot, Terug verlangde naar waar 't eens van kwam. Wij andren dwalen verder, tot de vlam Ook van òns Zijn vervaagt tot avondrood. Wat is de mensch? Wat weenen we om zijn dood? Want staan blijft steeds ons aller Moederstam,

Weerbarstig bleven ze wachten, bedreunend de brug, vullend 't verlengde der straat, vloekend op Davy, die niet toegeven wou, op Moritz en Prins en de andren. Op den hoek werd gevochten. Daar hadden ze Dovid herkend en Berlijn. Woest knauwden de vuisten de koppen der onderkruipers, angstige schreeuwen doorgilden de lucht.

Ik wil niet zooveel beeter zijn dan andren maar liever digt-bij in uw schaduw wandlen. Voor U mijn naam, mijn eer, mijn kunst, mijn deugden, ik begeer niets dan wat Gij stil hergeeft Maar leer mijn zinnen, die mij zóó verheugden, hoe Gij, in al wat zij ontwaren, leeft. Hoe ik mijn Liefste¯om U alleen bemin, en hoe al 't schoone sluit uw schoonheid in. De Staf.

Toen de psalm gezongen was en de predikant bij het altaar stond, vlamde de bliksem en barstte de donder los, alle andere geluiden overstemmend. Toen de koster den slotpsalm speelde, tikten de eerste regendroppels reeds tegen de groene ruiten en stormden de menschen allen naar buiten om den regen te zien. Sommigen schreiden, andren lachten, terwijl ze de stortregen over zich heen lieten stroomen.

Zy klaagt, dit oogenblik, aan 't lommer van de boomen Den naam van oudren niet, haar veel te vroeg ontscheurd, En daaglijks, maar haar hart nog nooit genoeg betreurd. Helaas! de onnoozle zucht om andren kommer, wreeder Dan kinderlijke smart om oudren dood, hoe teder!

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek