United States or Cyprus ? Vote for the TOP Country of the Week !


VALENTIJN. Wat maakt gewoonte ras den mensch iets eigen! Deez' donkere eenzaamheid, dit stille woud, Behaagt mij meer dan rijke woel'ge steden. Hier kan ik eenzaam zitten, ongezien, Om aan het klagend lied des nachtegaals Mijn jammertonen en mijn wee te huwen.

Toen vouwde de Kaffer de handen, en antwoordde met zijn welluidende stem: »De Filistijn, de Tyriër, de Mooren Zijn binnen u, o Godstad! voortgebracht; Van Zion zal het blijde nageslacht Haast zeggen: Deez' en die is daar geboren!" Zij knikte met het hoofd, en zag nu haar man aan. »Wat zullen wij dan zingen, Anneke?" vraagde hij. »Mijn lievelingsvers!" zeide zij.

Signor Antipholus, ik sta verbaasd, 13 Dat gij in ongelegenheid mij brengt, En, waarlijk niet in 't voordeel van uw naam, Door woord en eed de ontvangst geloochend hebt Der keten, die gij openlijk nu draagt. Gezwegen nog van de aanklacht, schande en gijz'ling, Deedt ge onrecht, schade aan deez' mijn wakk'ren vriend, Die, had hem onze twist niet opgehouden, Nu onder zeil zou zijn, in volle zee.

Gij zijt de moeder van deez’ liederkrans: Gij hebt dien met uw zonneblik geschapen In ’t zwarte hart; zoo ’t glanst, ’t is door úw glans. Met úwe bloemen krans ik u de slapen, Uw eigen schepping leg ik om uw hoofd: Zoo zij uw naam voor eeuwiglijk geloofd!

Hij weeklaagt op die plek om Neerlands grootsten rouw. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . En toch de naneef zie een prachtig grafgesteente Verrijzen, waar zijn asch ten groeve werd vergaerd, Wat baat die marm'ren praal op 't lang vermolmd gebeente, Nu deez' vergeten zaal niets vorstlijks heeft bewaard?

Mijn wang bleke anders door een blos geverfd Om wat deez' nacht u daar verraden heeft, werd opgezegd met de pijnlijke juistheid van een schoolkind, ingepompt door een declamatie-onderwijzer. Toen zij over het balcon leunde en kwam aan de exquize regels: 'k begroet u blij, maar niet Dat wisseln van geloften in deez' nacht.

DE JONGE LUCIUS. Grootvader! ach, grootvader! o, hoe gaarne Stierf ik, zoo gij dan weer herleven mocht! O god! door 't weenen kan ik niets meer zeggen; Ik stik in tranen, open ik den mond. EEN ROMEIN. Staakt, treurende Andronici, thans uw rouwklacht! Maar spreekt het vonnis van den onverlaat, Die al deez' gruweldaden heeft verwekt.

"Mag ik eens verder lezen?" vervolgde ik, en hief nu aan met het opschrift, boven het derde vak geplaatst: "De leeuw, dien Simsons vuist ter neder heeft geveld, Had honing in den muil, gelijk de Schrift vermeld: Maar zoo deez' kast almeê een leeuwenkop besluit, Daar vliet nooit anders dan gezuiverd water uit."

Mijn vorst, Wanneer zij thans niet voor uw troon belooft In de' echt te treden met Demetrius, Dan vraag ik, krachtens 't oude Atheensche recht, Volstrekte macht op haar, mijn eigendom; Zij kieze: en neem' deez' man tot echtgenoot, Of lijd' de doodstraf, die naar onze wet In dit geval onmidlijk volgen mag.

Dat niet de tranen langs uw bleek gelaat, Nu gij doorschrijdt deez' stad der Rouwe, stroomen; Als lieden die nog niets hebben vernomen Van haar verlaten, deerniswaardgen staat? Mijn zuchtend hart zegt mij met zekerheid Dat, zoo ge bleeft om naar mijn klacht te hooren, Ge niet dan weenend gaan zoudt van hier henen: Haar Beatrice heeft zij, ach, verloren!