Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 mei 2025


Nu kan men dit van buiten af wel eenigszins verklaren door zijn indruk na te gaan en te zeggen: 't woordje "heel" is zacht van klank en "zeer" is hard, "heel" is bekoorlijk door natuurlijkheid, "zeer" is wijsneuzig deftig en in deez' regel waar een liefdeklacht ten einde droomt zoo als eens verren wandlaars avondlied versterft, klinkt 't woordje "heel" alleen.

Gwinebant, welschoone knape, dien ik krank van minne raad, wilt gij Lancelot, dien ik niet storen wil, nu dat de koninginne en hij met malkanderen drijven zoo amoreuselijk dat groote solaes, die zoete melodië in het appelbloesemend vergier, kond doen, dat ik ook hem beid in mijn burcht, deez' nacht, om te beraden van nieuwe dingen? Gwinebant beloofde het. Ja, ik Merlijn....

Integendeel bleef Loth beschaduwd van de vlerken Van 's Heeren Engelen, en Noach van der Arken : Dus bouwt uw hope op hem, die deez' twee heil'gen puur D' een vrijdt van 's waters vloed, en d' ander van het vuur. 't Is al vergeefs gehoopt. Vertwijfelt niet in hopen. Ik zie toch geenen weg tot onz' verlossing open.

LYSANDER. Mijn lief, dit dwalen heeft u afgemat; En ik erken, ik ben den weg hier kwijt; Vindt gij het goed, dan rusten wij, mijn schat, En wachten tot de daagraad ons verblijdt. HERMIA. Goed; zoek, Lysander, u een rustplaats uit, En laat deez' heuvel over aan uw bruid. LYSANDER.

Uw lied zegt, wat ge woudt: gij moet het geven, Wat deert u, dat een ander ’t oog laat gaan Op wat gij wrocht, en ’t vonnist.... als een leven!? Gij hebt, als dichter, niet vergeefs bestaan, Als ’t één bekoort, en stijft in moed en streven!” Neem dáarom, als ze zijn, deez’ liedren aan!

Een grijsaard die het zag Uit een der naaste dorpen, Beef, sprak hij, o vrouwe, Wellicht lijdt ge eens gebrek, Dat nooit dit stuk u rouwe, Zwijg, sprak ze, grijze gek. Ze lachte en greep haar ring En wierp met luid geschater, Terwijl ze henenging, Hem weg in 't woelig water. Kijk, riep ze, dwaze kerel, Eer geeft de zee weerom, Deez' schoone ring en parel Eer ik tot armoe kom.

Maar ik en houd het niet aan een draad...! peinsde Gawein; als mij kwade heer Keye ried...! O, wonder Aventuur, zijt gij gekomen en zult gij u herhalen na tien jaren beidens, zoo precieselijk eender als ik u Destijds volbracht!? Het Scaec zweefde binnen, het Scaec zweefde weg.... Zal droomen mijn Koning deez' nacht? En zal ik? O, liever ware het mij geweest, zoo nieuw Aventure zich hadde gekond!

PYRAMUS. "Geen Sjefilus van Procrus hield zooveel." THISBE. "'k Ben Sjefilus voor Procrus, ja geheel." PYRAMUS. "O kus mij door deez' halfverganen muur." THISBE. "Ik proef den muur, niet uwer lippen vuur." PYRAMUS. "Komt gij zoo daadlijk thans naar Ninny's graf?" THISBE. "Ik kom, ja, dood of levend, op een draf."

En zóo ontving, wiens roem deez’ dag vervulde, Op ’t grauwe slot zijn woon-stede onbewust, Den dank zijns lands, der eeuwen eeuwge hulde.

»Wat hebt Gij mij te zeggen, Mijn Meester daar omhoog?" Zoo wil ik weder vragen Tot ik Uw heil versta. Waarom hebt Gij gestuit Opnieuw nu mijnen loop? O, zeg mij toch het antwoord, Ik wachte stil daarop. Mijn kind, Ik moest u leiden Hierheen in deez' woestijn, Om met u te spreken Op deze stille plaats.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek