Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juni 2025
In mijn hart. Heer, ge schertst: ik ben maar een kind van de straat, gij een prins. Neen, geén prins; ik rèis, in purper en parels. Wil je mij niet, Demea, bezoeken, deez' nacht, in mijn wagen, die wacht voor de deur hier, ter zij van het huis....? Heer, th
Komt vrouwen, komt zusters, verheft u uit deez' tijd naar de toekomst. Uw blanke en bruine kleuren, uw cirkels en massa's, die daar staat, o komt, o komt! Wie is de toekomst zoozeer als gij, vrouwen? Te zamen met den man willen wij vrouwen ten strijde trekken tegen 't kapitaal. Te zamen met den man willen we onze scharen helkleurig opschiên doen naar d' hooge burcht.
Het spijt mij, ik kón niet hard zijn tegen mijn gevoel in. Bant mij deswege niet uit deez' knusse kliek. Een andermaal beter, ik belóóf 't: als 't gaat tegen een geestelijk-volwassene, èn die bij zijn volle verstand is. 30 Nov. 1 Dec.
Gij, beste Puck, neem dezen vreemden kop Nu af van 't hoofd van dien Atheenschen knaap, Opdat hij, evenals die andren ginds, Bij zijn ontwaken naar Athene keer', En al die avonturen van deez' nacht Hun zijn als 't nijdig plagen van een droom. Doch eerst bevrijd ik de elfenkoningin.
"Niet van deez' aarde is 't verhaal van de smarte, 't Verhaal van de Sai-no-Kawara Aan den voet van de sombere heuvels; Niet van deez' aarde is 't verhaal; toch is het zoo droevig te hooren. Want in de Sai-no-Kawara verzameld Zijn kind'ren, nog jeugdig van jaren, zoo velen, Kind'ren slechts twee of drie jaar, Kind'ren van vier of vijf, kinderen nog jonger dan tien.
Te wijd zijt gij verdoold! en timmert in de locht, En schildert, op Neptuuns azure golven vocht , Dy 't Filistijnsche rijk zoo wonderlijk voor oogen: Help! 't geeft mij wonder, uit wat borsten gij gezogen Hebt deez' hoogdragendheid, en hoe gij zoo verrukt Dees stoute dwaasheid in uw hersens hebt gedrukt: Wat rijk is u beloofd?
Werktuigelijk las zij zacht: O! laat mij, vóór gij henen gaat Op 't duist're pad van 't leven, Vóór gij deez' droeve plek verlaat, Nog eens mijn dank u geven! Moog' nooit, in slapeloozen nacht. 't Verleden u bekoren! De toekomst, die u tegenlacht, Is reddeloos verloren! "Is reddeloos verloren," herhaalde zij bijna luid.
Hetgeen God eens belooft, breekt God dat wederomme Door wispelturigheid? Neen, God, als een kolomme En pyramide sterk, blijft altijd vast gegrond. Is hij 't niet die hem aan onz' vaderen verbond? Door onz' misdaden is dit zegel weêr gebroken. Hij heeft ons deez' beloft' in geenen tijd gesteld. En heeft zijns waarheids mond niet Abrams zaad gemeld? Dat strekt zich eindeloos op onz' nakomelingen.
OBERON. Maar wij zijn geesten van een andren kring; Vaak jaagde ik met Aurora's lieveling, En bleef in 't dichte bosch zijn jachtgenoot Zelfs tot de poort van 't oosten, vlammend rood, Zijn zegen stralend op Neptunus' zout, Den groenen stroom verandren deed in goud. Maar toch, maak haast, bedien u van de nacht, Deez' taak zij voor den morgen nog volbracht.
Wanneer wij de aandoening hier zouden willen zeggen, welke van af deez' wetenschappelijke plaat, dit jonge, heelemaal opengaan willende blad, ons plantenbeminnaars verschaft, wel, wij zouden er hemel en aarde voor kunnen gaan bewegen in dezen kouden vries-tijd.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek