United States or United States Minor Outlying Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


De locht vol schoone vogels vliegt, een engel met Maria wiegt, daar Jozef werkt den heelen nacht en wascht de luiers in de gracht. Nu maeckt hij vier, dan raept hij hout, want in den winter is het koud, maar nu is Jozef zeer verblijd, omdat het kind niet meer en krijt. Slaapt Jezus, slaapt Emmanuël, slaapt, grooten Prins van Israël; Duizend sielen zijn verblijd, omdat gij nu geboren sijt.

Maar , vraagt gij den waarom? Van zijn verlossing was de wijzer nog niet om: Want Gods voorzienigheid, die eeuwiglijk zal duren, Heeft haren tijd bestemd , haar dagen en haar uren: Gelijk de akkerman 't goed' zaad in d' aarde zaait, Waar van hij t' zijner tijd de rijpe vruchten maait: God is de Bouwer ook, die, tegen ons genoegen, Den akker van ons hart komt door Farao ploegen, Al wat steenachtig is vermorzelt hij geheel, Eer dat hij in ons zaait zijn goede zaden eêl; Het zaad zijns godd'lijk woords daar na begraaft hij wakker, En delvet met zijn eg het zaad in onzen akker; Als nu de troebel zon van boven uit de locht Haar stralen op ons schiet, op dat te rijker mocht Zijn ingezaaide zaad in ons vruchtbarig groeyen, Hij eenen regen laat van tranen ons bevloeyen, Zoo waardig zijn wij hem; daar omme zijt getroost, Gelijk de landman, die op hope van den oogst Zoo vele kommers lijdt, zoo dikwijls moet verzuchten: Hij bouwt en slaaft alleen op hope van de vruchten

De coninc: Platus meester, wat sal gescien, Daer ghi aldus om tachter sijt? Meester: Her coninc, te nacht, te metten tijt Was ic daer buten opdat velt. Daer sach ic die locht alsoe ghestelt Ende die planeten ant fiermament, Dat in kerstenrijc een kint Gheboren es van hogher weerde, Dat u sal doeden metten sweerde.

Ofschoon 't wild vogelken met lust Int korfken tiereliert en fluitert En inde traly, twijl het tjuitert, Verdient 't gekochte zaad gerust, 't Zou liever inde takskens schieten, En klieven met zijn vlerkskens locht Den blaauwen hemel, zoo het mocht Slechts mager zijnen kost genieten. Waarom versteekt zich inde stoppels Der bosschen 't hoorn-getakte hert?

Waar vandaan zijt, al in 't blijde doek gekleed, gij krijgeren dan? Wie, die zulk een wereldwijde legervastheid voeden kan? Zijt ge uit louter locht gesteven, zijt gij zonnestralen teer, schielijk en van licht geweven, duizendwendig bladerenheer? Zijt gij 't bloed en 't merg der boomen, 't boomzijn zelve, of anders iet onbekend, dat uit wil stroomen, al zoo zaan 't de zonne ziet?

De oude jaren en letten 't herontvangen, noch het grootgaan, immer: sterven van droefheid, zult ge, in barensnood, en 't eeuwig–leven–erven! VOETNOOT: 1 Zonder rust. Hoe lange al, eer 'k aanschouwen mocht mijn schaduwbeeld! en zonnestralen, door 't scheuren van de ontstelde locht, 't daar schielijk, vóór mij, henenmalen! 'k Verschiete ervan, zoo lange al is 't, dat, zonneken, mijne ooge u mist.

Ze wist wel dat zij hier nu niets meer te verrichten had, en wat ze nu deed, zoo luisteren naar een gedacht en lui worden in een kwaden vrede ze wist dat het niet docht. Ze werd in haar lijf de wellust gewaar van liggen in de zoelte en taken de slapheid van den locht. En ze zei niet: 't Is tijd....

't Is meer als leed genoeg, en droefheid in mij, zonder uw droef afwezig zijn, o 't weergalooste wonder van al dat wonder is in 's werelds heerlijkheid! o Zonne, en zij mij nooit te lange uw licht ontzeid. 't Is helderblauw, vandage, en warmer als twee dagen of drie geleên, de locht die 'k aseme is voortaan zoo licht en onbelaân, dat door mijn longen ik hem lustig late jagen.

4 Die op de volle vlasbakken ligt om het vlas ter roting onder water te houden. 5 Gesponnen draad om te weven. 6 Stuiken = korenschoven recht overeind zetten om te drogen. 7 Keuvel = gevelpunt op een dak. 8 Houtbast van 't vlas. 9 Volk. Oogst. 't Is stille. Rustig ligt en slaapt het altemaal, dat leute en leven was, dat locht- en vogeltaal.

Die den Hemel derft bekrijgen, Zal wel voor een wijl opstijgen, Even als Neptunus' vocht Worpt zijn baren na de locht, Die van zelf in korter stonden Weder vallen in de afgronden, Of gelijk een vlam gezwimd , Licht op naar den hemel klimt.