United States or Iran ? Vote for the TOP Country of the Week !


Diepe schaduw schieten ze en een donker groen gewelf zij om het wezen van die linde doen. Wees gegroet mij, nauwlijks uit den morgendoom erkenbaar Lieve-Vrouwken, aan den lindeboom! VOETNOOT: 1 Doom = damp, nevel. Ik ben een blomme en bloeie vóór uwe oogen, geweldig zonnelicht, dat, eeuwig onontaard, mij, nietig schepselken, in 't leven wilt gedoogen en, na dit leven, mij het eeuwig leven spaart.

Ach, weze dan mijn herte zoo't voor u, moet zijn, o Vader, die meer mij als ik immer mocht verdienen, altegader ontvangen liet; die vroolijk zijn mij doet, mijn herte pramend; en al te menig keeren mijne ondankbaarheid beschamend! VOETNOOT: 1 Geworden. O! wat schoon, wat bolgekruinden lindeboom, van verre ik staan zie, blinkende in den morgendoom !

't Is duister nu en zwaar, te mets , omtrent mij: oude kwalen en nieuwe, doen, van zielgekwets, mij moe zijn, menigmalen, tot dat, o God, naar U gewend, mijn' duisterheid den dag erkent, en ziende U, met mijne oogen dicht, ik asem hale, in 't zonnelicht. VOETNOOT: 1 Somwijlen. Wit als watte, en teenegader groen, is 't bonte abeelgeblader. Wakker, als een wekkerspel, wikkelwakkelwaait het snel.

Naar de streken die mij wijzende is uw' vlerke en uw geschal, en van waar ik, vrij en veilig, niet meer, niet meer neêr en zal. VOETNOOT: 1 Het gezaaide graan dekken met de uitgespitte aarde. De boomen zien zwart, van de zwellende botten; o zonne, wanneer zal uw' macht, onbevaên , weêr 't springende blad, en de banden ontknotten, waarin 't twee drie maanden heeft houtvast gestaan?

Groen vanboven is 't en, zonder minke , wit als melk, vanonder. Onstandvastig volgt het, gansch, 't onstandvastig windgedans. Wisselbeurtig, op en neder, slaat het, als een' vogelveder: Wit en grauw, zoo, dóór de lucht, „bonte-abeeltde duivenvlucht. VOETNOOT: 1 Iets dat ontbreekt, vlek.

Als de Ziele luistert spreek 'et al een taal dat leeft, 't lijzigste gefluister ook en taal en teeken heeft: blâren van de boomen kouten met malkaar gezwind, baren in de stroomen klappen luide en welgezind, wind en wee en wolken, wegelen van Gods heiligen voet, talen en vertolken 't diep gedoken Woord zoo zoet... als de Ziele luistert! VOETNOOT: 1 Wegel is een Z. Ned. verkleinwoord van weg.

De zonne loopt daar smijtende in heur middendaagsche dolken, die speiten zoo geweldig op het lieve lentegroen, dat 't pinkelt en dat 't pierelt op de blauwheid van de wolken, die, zwangergaande, dreigen dra nen donderdeun te doen. VOETNOOT: 1 Spatten.

Het schemert hooge en leege nu, en diepe in 's hemels gronden, vandage staat, beneên dien witten zonnedoek, in 's middags hooge stonden, de dageraad! VOETNOOT: 1 Zuivel. Gegrauwdoekt is de grond der kimme en allenthenen vol damp en duisternis; de boomen, half verdwenen, half zichtbaar, hebben, daar ze stille staan en stom, van wolkenweefsel elk een grauwen tabbaard om.

den grond van alles; meer gezeid, maar nog niet al: Gods eerstigheid. VOETNOOT: 1 Gevlekt. Waar zit die heldere zanger, dien ik hooren kan en zelden zien, in 't loof geborgen, dees blijden Meidagmorgen? Hij klinkt alom de vogels dood, bij zijnder kelen wondergroot' en felle slagen, in bosschen en in hagen. Waar zit hij?

De landman, na den laatsten klop, van bidden houdt, van werken, op; zijn' rossen staan op stal weerom, en moeder wenscht hem willekom. VOETNOOT: 1 Ontvangen. Hoe schoon zijn de ongekunstenaarde boomen, die 'k, erkenbaar uit elkander, in den hemel zie geschoten staan, en dragende elk een beeltenis, daar 't werken van Gods hand nog aan te vinden is!