United States or Belize ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dit verbond versterkte en verlevendigde de hoop en het vertrouwen van dezulken onder de blanke burgers, die een einde wenschten te maken aan de heerschende anarchie, door den vreemdeling Kellogg uit Nieuw-Orleans te jagen, den zwarten pakkedrager Antoine terug te zenden naar het douane-kantoor, en generaal Mac-Enery en generaal Penn als gouverneur en luitenant-gouverneur te installeeren.

De geweldige jager, die toen over Chimay regeerde, Jean de Croy, ontzag zich niet, naar het schijnt, om met zijne honden te gaan jagen in de bosschen van Couvin en zich alzoo meester te maken van wild, waarop hij geen recht had.

"Nu," merkte deze aan, "gij moogt het wel voor u houden, juffer Sanna; wat raakt het mij, of die tante dood is of niet. Maar daarom behoeft gij het arme kind niet zulk een schrik aan te jagen met uw doodsbericht, het was vroeg genoeg als zij het te huis vernam." "Ik heb met u niets te maken; ik doe slechts wat mijne meesteres mij beveelt," antwoordde de oude dienstbode minachtend.

Wanneer er een groote havik in de buurt kwam, of als er op een donkeren namiddag een jonge uil in de naaste omgeving uit jagen ging, sloegen de gaaien alarm en kwamen de vischarenden oogenblikkelijk van het meer aansuizen. Of Deedeeaskhs bezorgdheid over zijn eigen jongen grooter was dan over de kleine vischarenden zou ik niet kunnen zeggen.

Niet zelden hadden zij een hoop Muizen naast zich liggen; want zij verzamelen zulk een voorraad, als hun jacht gelukkig geweest is, en misschien ook, als zij een voorgevoel hebben van een naderende ongunstige weersgesteldheid, om geen honger te lijden gedurende de donkere, stormachtige nachten, waarin het jagen hun onmogelijk is.

Hij ontmoette de bij en toen die merkte, dat hij zich in zijn huid niet erg thuis voelde, zei ze: »Beer, wat zet je een lang gezicht, waar is je joligheid gebleven?« »Je hebt goed pratenzei de beer; »er zit een grimmig dier met vurige oogen in den roode zijn hol, en wij kunnen hem er niet uit jagen

In de middeleeuwen, toen het geloof in de oude heidensche godheden ten deele vergeten was, was de aanvoerder van de Wilde Jacht niet langer Odin, maar Karel de Groote, Frederik Barbarossa, koning Arthur, of deze of gene Sabbatschender, zooals de Heer van Rodenstein of Hans von Hackelberg, die, tot straf voor zijn zonden, veroordeeld was voor goed te jagen door de lucht.

Hij nam den kortsten weg, en dat juist bracht hem ongeluk. Want, nadat hij het boschpad, welk onmiddellijk naar 't bedehuis voerde, had gekozen, zag hij een hert voor zich, dat even den kop met 't zwaar-vertakt gewei naar hem keerde, en vervolgens vluchtte. Toen vergat de ridder van Stenhuisheerd, waarom hij gegaan was. Zijn ziel wist slechts van één verlangen: te jagen.

Zal je de rustige philosophie hebben in jezelf te denken: "Ach, 't is niet de moeite waard me daarvoor op te houden, een heele boel tijd te verliezen en daarna te moeten jagen om den verloren tijd weer in te halen." Of zal je zeggen: "Dáár loopt de man, die mij het voorwerp heeft ontstolen; ik ren hem na, ik wil en zal mijn eigendom terug krijgen!"

Dat had Beukman waarlijk niet aan eigen verdienste te danken; maar de sergeant hoorde dat het een bezoek bij Hervormden gold, en er was geen reden om leden van de groote Kerk tegen zich in 't harnas te jagen. Daar kwam nog bij dat de burgemeester er tegen was; reden genoeg voor den sergeant om te toonen dat hij de baas was.