United States or Pakistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wie was deze bandiet, in heilige vereering eener maagd, over welke hij waakte, welke hij opvoedde, bewaarde, achtte en welke hij, onreine, in reinheid hulde. Wat was deze modderpoel, die deze onschuld zoodanig vereerde, dat er zelfs geen smet op kleefde? Wie was deze Jean Valjean die Cosette had opgevoed?

Twintigmaal had hij zich geneigd gevoeld, op Jean Valjean aan te vallen, hem te grijpen en hem in hechtenis te nemen. Niets was inderdaad gemakkelijker geweest.

Op zekeren avond had Jean Valjean moeite zich op den elleboog op te richten; hij nam zijn hand, maar voelde geen pols; zijn ademhaling was kort en afgebroken; hij erkende, dat hij zwakker was geworden, dan hij ooit geweest was. Toen, ongetwijfeld door een of andere gewichtige gedachte aangespoord, deed hij een poging op zich zelven, richtte zich overeind en kleedde zich.

Uw verwarring veroordeelt u. 't Is duidelijk, dat gij niet Champmathieu heet, dat gij de tuchteling Jean Valjean zijt, die zich aanvankelijk onder den naam van Jean Mathieu verscholen heeft, welke naam die zijner moeder was; dat ge naar Auvergne zijt gegaan, dat gij te Faverolles zijt geboren, waar ge boomsnoeier waart.

Deze beweging was bliksemsnel. Jean Valjean ontroerde. Het scheen hem, dat hij bij het licht der lantaarn niet het rustig en vroom gelaat van den ouden bedelaar, maar een vreeselijk en bekend gezicht had gezien. Hij voelde de gewaarwording van iemand, die eensklaps in de duisternis een tijger voor zich ziet.

Als men met alle toebereidselen gereed is, vertrekt Jeanne zelf met een gewapend escorte naar Poitiers, en neemt daar haar intrek in hôtel de la Rose. In hetzelfde hôtel logeert Mr. Jean Rabateau, de advocaat-generaal, en aldaar zal ook het verhoor plaats hebben. Op weg naar Poitiers is Jeanne een oogenblik in den waan, dat men haar reeds naar Orléans brengt.

't is waar," antwoordde zij luid lachend, "mijnheer Jean." "Goed zoo!" zeide hij, en wendde zich om, opdat zij niet zou zien, dat hij zijn oogen afwischte. Het was de laatste maal. Na deze laatste flikkering was de verdooving volkomen.

Den 25en en 26en Februari wordt Jeanne niet ondervraagd. Zij is lichtelijk ongesteld: koorts en brakingen. Zij had visch gegeten, haar gezonden door Cauchon. Jean d'Estivet, de Promotor van het proces, komt haar in haar kerker bezoeken. Liet zij mogelijk in een gesprek met hem, iets doorschemeren van een verdenking?

Ik heb den sleutel." Thénardier wees met zijn vinger op Marius. Hij vervolgde: "Ik ken u niet, maar wil u helpen. Gij moet een vriend zijn." Jean Valjean begon te begrijpen. Thénardier hield hem voor een moordenaar. Thénardier hernam: "Luister, kameraad. Gij hebt dien man niet vermoord zonder zijn zakken te onderzoeken. Geef mij de helft, en ik open de deur."

Alles, is dat niet genoeg? De persoonlijke zaken van Jean Valjean gingen hem niet aan. Terwijl hij zich over de noodlottige schaduw van dien man boog, klemde hij zich vast aan deze plechtige verklaring van den ellendeling: "Ik ben volstrekt geen familie van Cosette. Tien jaren geleden wist ik niet, dat zij bestond." Jean Valjean was een voorbijganger. Hij zelf had het gezegd.