Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juni 2025
Ten tijde van Maria-Theresia zond het gemeentebestuur van Sichem, naar verluidt, een verzoekschrift naar de Generale Staten van Brabant, dat aldus aanhief: "Wij, Heeren van Sichem, vragen aan U lieden de toelating om eene merkt te mogen oprichten." Waarop geantwoord werd: "Als gij sijt Heeren en wij lieden, Dan sal de merkt van Sichem nooit geschieden."
De voorstelling van den vorst als herder klinkt ook in het Wilhelmus: "Oirlof mijn arme schapen Die sijt in grooter noot, Uw herder sal niet slapen, Al sijt gij nu verstroyt." Zelfs in den echten oorlog speelt men met de pastorale verbeelding.
Sijt willecome, lieve vrient Reinout, Groot willecome so moetti zijn. Hebdi van Sanderijn Iet vernomen, dat segt mi. O edel here, van herten vri, Ic hebse ghesocht in menich lant, So langhe dat ic die scone vont In ene stat, heet Rawast.
De locht vol schoone vogels vliegt, een engel met Maria wiegt, daar Jozef werkt den heelen nacht en wascht de luiers in de gracht. Nu maeckt hij vier, dan raept hij hout, want in den winter is het koud, maar nu is Jozef zeer verblijd, omdat het kind niet meer en krijt. Slaapt Jezus, slaapt Emmanuël, slaapt, grooten Prins van Israël; Duizend sielen zijn verblijd, omdat gij nu geboren sijt.
Slechts bij uitzondering vinden wij onder de minnepoëzie van den hierboven behandelden aard iets goeds, zooals b.v. in deze verzen: Ende of ic troest sochte an hare Ende sijt ontseide, wat lagher an? Waar wij verder iets aardigs aantreffen, daar is het spot met de hoofsche sentimentaliteit.
Simon Petrus dan antwoordde hem: Heere, tot wien sullen wij henengaen? ghij hebt de woorden des eeuwigen levens. Ende wij hebben gelooft ende bekent, dat ghij sijt de Christus de Sone des levendigen Godts." Vader sloot het heilige boek en zette het weder op zijn plaats. "Dierbaar hè?" vroeg moeder aan Jannetje. "Ja moeder, die tekst is mooi genoeg," stemde haar dochter toe.
Van der saken, die ghi mi telt, Es mijn herte alsoe ontstelt, Dat ic mi niet gheraden en can; Maer ghi sijt soe wisen man, Platus, meester, lieve vrient, Ende hebdi mi langhe met trouwen ghedient, Ende meneghen wisen raet ghegheven, Dat ic in eren altoes ben bleven; Nu biddic u, meester ghetrouwe ende goet, Dat ghi al metter spoet Wilt hulpen vinden enen raet.
O hemelschen Vader, die in den hemel sijt, Maeckt uns dezen duvel quijt, Met synen bloedigen, valschen raet, Daer hy meede handet alle quaet, En syn Spaens crychsvolk altegaer, 't Welck leeft of sy des duvels waer. Amen. De Nederlanden. Don Louis de Zuñiga y Requesens. Zijn verleden. Toestand der Nederlanden na Alba's bewind. Vruchtelooze pogingen om den vrede te herstellen.
Ghi hebt mi so vriendelijc ane getaelt Met hoveschen woorden ende met sconen, Ic bidde gode, dat hijt u moet lonen Dat ghi so hovesch van herten sijt, Dat ghi mi nu te deser tijt So vriendelijc hebt ghesproken an. O scone maghet, so gawi dan, Ic sette u mijn trouwe te pande.
De meester: Vrouwe, nu sijt in goeden hoghen! Na dien dat ghijs begheert Ende ghi den jonghelinc hebdt soe weert, So willen wi soeken den hoeghen man. De jonghe joncfrou Damiet: Platus meester, ga wi dan, Ghelijc of wi waren pilgherijm. OP SICILI
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek