Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 3 juni 2025


Soete meysken, dat verslagen Dus beroyt loopt en ontkleet, Ick moet v hier eenmael vragen, Wat is de oorsaeck van v leet? Meysken segt my toch de reden, Wie ghy syt en hoe ghy heet. D. Pietersz. Pers.

De coninc: Platus, Platus, bi Tervogant Het dunct mi goet dat ghi mi segt. Laet ons dit ewelijc ghedect Sijn, dese sake, voor die dochter mijn So machics in vreden sijn. Waer sidi, dochter Damiet? Comt tot mi onghelet, Ic moet u spreken, bi Mahoen! Damiet: Vader, dat willic gherne doen. Nu secht mi wats uw ghebot?

Verdraag wat gij niet verhelpen kunt; denk aan uw jonge jeugd. Zoo'n mooie vrouw past vroolijkheid beter; en dan, uw man mag flink zijn geweest... daar zijn nog betere dan hij: "Beter?" seegt si, "ay mi! ay mi! "Wie soude dat sijn, segt mi, wie?" "God weet, vrouwe," seegt hi, "in doe."

Hier en daar toont dit proza in het werken met tegenstelling en parallellisme, ook in het bouwen van lange zinnen, eene kunstvaardigheid zooals die tot dusver in ons proza niet gezien was. Door de samenspraak weten de schrijvers dezer preeken soms eene hooge mate van levendigheid te bereiken. Ic segt di. Met vif dengen.

Ay hemelsche coninc, gheweldich here, Dats litteken proper ende goet, Daer bi dat icx gheloven moet. Nu segt mi, Reinout, en si dan doot? Ja si, hoghe gheboren ghenoot, Ende begraven in die eerde. Lanseloot beclacht hier Sanderijn ende blijft hier doot. O, Sanderijn, ghi waert die gheerde, Die scone met haren bloemen stoet, Ende ic die valcke, dies benic vroet, Die ene bloeme daer af nam.

De kerstenconinc, sijn vader: O Esmoreit, doet mi nu verstaen Ende segt mi, waer hebdi ghewoent? De jonghelinc: Met eenen coninc die es ghecroent Te Damast, her vader mijn.

De jonghelinc: O lieve moeder, segt mi ter vaert, Hoe heet die vader, die mi wan? Sine moeder: Dats van Cecilien die hoghe man Es u vader, scoene jonghelinc, Ende van Hongherien die coninc Es die lieve vader mijn: Ghi en mocht niet hogher gheboren sijn Int Kerstenrijc verre noch bi. De jonghelinc: O lieve moeder, nu segt mi, Waer omme lighdi aldus ghevaen?

Dies biddic u om den riken God, Dat ghi met mi niet en maect u spot, Al benic dus verdoolt al hier. O scone wijf, inder minnen vier So leght mijn herte te male ende blaect: Ghi sijt hovesch ende wel gheraect, Ghi selt bi ridderscape sijn mijn wijf, Ghi hebt soe edelen sconen lijf. Opdat u wille es ende bequame, Ic bidde u, segt mi uwen name, Ghi selt seker sijn mijn vrouwe!

Nu biddic u, edel roede mont, Dat ghi mi al gader segt Van inde toerde ende al ontdect, Hoe dat mi uw vader vant. De jonghe joncfrou Damiet: O Esmoreit, wel scoene wigant, Nu ben ic wel alsoe droeve als ghi. Ik en wijst niet dat ghi mi waert so bi, Doen ic sprac die droeve tale. O edel wigant, nu nemet wale : Het quam mi uut grooter minnen vloet.

Ik was op het punt van mijn volslagene onbewustheid van de oorzaak der vereeniging te kennen te geven, toen een papier mijn oogen trof, hetwelk tegen den gemenieden wand aan een spijker hing en waarop een schoof als titelvignet en de woorden: segt het voort in groote letteren als onderschrift prijkten: ik begreep dus, dat hier een graanveiling of iets diergelijks plaats moest hebben, en, mijn onderzoekingen niet verder voortzettende, eischte ik een boterham met kaas en een glas koude karnemelk: vervolgens, mij omwendende, zette ik mij, in afwachting van het bestelde, aan het benedeneinde eener lange tafel, die tegen het raam geplaatst was, en nam de aanwezigen in oogenschouw.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek