United States or Vietnam ? Vote for the TOP Country of the Week !


De voorsz. luijden sullen van de gelegentheijt van die Eijlanden, mitsgaders off en wat aldaer soude connen te doen vallen, ongetwijffelt eenich bericht cunnen geven. Conde voor de resterende gevangens inde voorsz. Eijlanden noch verbleven, haer vrijdom mede worden geprocureert soude een pieus officie wesen. 22 Aug. 1668. o.

Hij maakt melding van een brief die in 1632 de Prins in handen kwam, en waarin "sekere joffrou van aensien" omtrent haar nicht een-en-ander minder lofwaardigs voorstelde; als hij "de jonckvrouwe noemde, ick geloove datse aen u en andere wel bekent soude wesen."

Die Raet resolveerden, dat men de veroverde Chineesen op alderspoedigst naer Batavia soude senden; tot dien eynde worde 't schip N. Hollandt geordonneert op 22 ditto mette voornomde Chineesen te vertrekken naer die cust van China langs de wal naer de bayen van Pandorang, Commorijn ofte Cuncheo ende aldaer tot int begin vant Noorder mousson soo om naer Batavia te vaeren als d' nader avysen van de Ed.

Wel, na dese exempelen uyt-wijsen, soo en 1640 soude men door de kunst niet alleen konnen uytvinden of yemant liefde drough, maer oock tot wien. Ick bidde segh my doch hoe dat toe gaet; want my dunckt dat sulcx een jonghman van myne ghelegentheyt* van grooten gebruyeke soude konnen wesen. 1645 Soph.

Al haddic u in vremden lande, Sanderijn uutvercoren, Ic soude u dbroot bidden te voren, Eer ic u hongher hebben liet: Bij ridderscape, ic en misdade u niet, Sanderijn, jeghen uwen danc. Her Lanseloet, wi sijn hier te lanc, Ons mochte iemant horen ofte sien; Want nijders zijn altoos uut om spien, Of si iemant mochten te scande bringen.

Ik dit siende, was soo benauwt dat mij het hart in mijn lyf trilde en beefde van vreese, keerden my derhalven tot God: bad hem om genade en dat hy my verstand wilde geven, wat my best in die gelegenheid stond te doen: en het scheen of mij inwendig geseid wierd, dat ik singen soude, hetwelk ik dede: hoewel ik in sulke benauwheid was, en song dat het door de boomen en Bosschagie klonk, want de Revier was aan beide syden met hooge boomen bewassen.

Daer omme so eest mi al ghedaen, Dat ic u beiden sal doen scheden. En siedi niet hoe hi hem soude beleden Ende es die hoochste van den lande, Ende doet hem selven di grote scande, Dat hi mint so nederen wijf? Hi soudse trouwen, die keytijf, Dat horic wel, woudics hem ghestaden, Maer ic salt al anders beghaden Dat dat nemmermeer en sal sijn. Waer sidi, scone maghet Sandcrijn?

Zoo schrikkelijk werd bijwijlen de koude, "dat," schrijft de Veer, "wij malcanderen deerlyck aansaghen, vreesende soo 't alsoo voortaen noch couder soude worden, dat wij van de coude souden hebben moeten vergaen; want wat vier wij maecten, soo conden wij ons effenwel niet verwarmen."

Om dan de waerheid hiervan te verstaen, dient gelet, dat wel waer is dat God Almachtig alle zichtbaer ofte voelbaer wezen heeft geschapen tot nut van het menschelijcke geslacht in 't gemeen, zonder dat den eenen mensch hem daer uit eenig recht boven den anderen kan toemeten; maer van de geschapen dingen zijn eenighe zoodanig dat zij genoegzaam zijn tot aller menschen gebruick, als zon, maen, sterren, hemel, oock eenigzints de lucht ende zee; anderen zijn onghenoegzaem, te weten waer van het ghebruick bij allen niet gelijckelick en kan zijn: van deze dingen zijn eenighe zodanig, dat sij door 't gebruick dadelick ofte metter tijd vergaen; dadelick, als spijs en de dranck: van deze dingen laet den aerd zelve niet toe dat de ghemeenschap soude duren: want soo ras als iemand uit het gunt in 't gemeen is voorgesteld iet voor hem nuttigt, soo keert sulcks tot zijn ende niet tot eens anders voedsel: 't welck alreede een gelijckenis is van eigendom, spruitende uit een daed die met het aengebooren recht overeen komt.

Ick denk niet, alhoewel men dit niet gernen siet, en als dit met den honingh vermeyngt wiert, schaede soude doen. Eventwel is het geen ongesondtheydt, en als dit verdroogt is, wort het door de byen uytgeworpen, maer is het opregt vuyl dan heeft het geenen gelyckenyssen van een bye ofte worm, maer het sit in de raeten, ick vraeg verschooning voor het woord, gelyk snot, en den bye is rot. D. Vr.