Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 8 mei 2025


Neen sekerlick, weerde Sophronisçe, de lieden gelooven in dien deele datse sien en tasten, en anders niet: de hope wert maer waen geacht in dese gelegentheyt. men moet hier vry al vaster gaen. 1930 Soph.

En by die gelegenheyt een sonderlingh trou-geval tusschen beyde in-gevoert. Of het geoorloft is op houwelicksche ofte andere toe-komende saken ondersouck te doen. 1445 Of het een Christen mensche geoorloft is met een heyden in houwelicke te treden. Philogamvs. Wel hoe, Sophronisçe? is mijn huys een haven om soo voor-by te zeylen met een loopende spriet?* 1450 Soph.

Ick sal my derhalven vergenought houden met dat ick van u gehoort hebbe, en wil nu komen tot de geschiedenisse selfs. Ten anderen soo ben ick begerigh te weten, of men door waer-seggers, of diergelijcke soorte van menschen ondersoeck magh doen op houwelickse ofte andere toe-komende saken. Soph.

Ghy 1745 hebt my verklaert dat veel gheleerde medeçijnen vast stellen, dat indien op den naem van eenigh persoon de pols van een jonge juffer, en oock haer wesen, seer verandert, dat daer uyt vastelick te besluyten is datse van desselfs liefde bevangen is. 1750 Soph. 'T is seker, dat jae.

En dat alsoo zijnde, soo dunckt het my vreemt dat alle onse groote doctoren hier in noch maer als mollen en zijn, daer een oudt wijf al van doen af soo klaer in sagh. Soph. Avic. lib. 3. cap. de amore. Van gelijcken roemt de selve Galenus te hebben weten na te sporen de liefde van een voornamelicke* jonckvrouwe 1630 tot eenen schoonen jongelingh Philades genaemt. Phi.

Ick bidde u en spaert doch geen broot voor de vrienden, ende en laet niet onder u tonge 'tgene ick soo seer begeere te horen als yet dat ick nu ter tijt weet. Soph.

Wel, na dese exempelen uyt-wijsen, soo en 1640 soude men door de kunst niet alleen konnen uytvinden of yemant liefde drough, maer oock tot wien. Ick bidde segh my doch hoe dat toe gaet; want my dunckt dat sulcx een jonghman van myne ghelegentheyt* van grooten gebruyeke soude konnen wesen. 1645 Soph.

Maer sout ghy dan geheelick verstaen te verwerpen de kunste van Phisiognomie, dat is, de wetenschap om uyt het wesen, gestalte, ofte gelaet 1805 van een mensche, syn innerlicken aert te kennen? daer nochtans verscheyde wijse lieden veel van zijn houdende* , daer oock d'ervarentheyt* vry wat van getuygen kan. Soph.

Ick en had u niet ghesien, Philogame, dan juyst als ick u stemme hoorde, en recht voor u deure quam. Phi. Soph. Eerlicke lieden zijn ghewoon haer beloften gestant te doen, schoon het haer by wijlen ongelegen is. Wel aen, treet binnen, en seght my daer wat ghy van my versouckt. Phi. Soph. Daer wert verscheydenlick van gevoelt, lieve Philogame.

De poëten hebben daerom wel geseyt, Wie is die heeten minne-brant 1695 Behendigh in syn boesem sluyt? De liefde past op geenen bant; Sy wil, sy sal, sy moeter uyt. Soph. Phi. Hoe gingh dat toe, weerde Sophronisçe? 1710 Soph.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek