United States or Lithuania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Die sat daer vast omringht met al de kamer-maeghden, Die met een treurigh hert de jonge maeght beklaeghden, 1270 Soo om het drouf geval, als om haer soeten aert, En dat haer teere jeught met heydens is gepaert*. Me-vrou gaet sigh in ernst* na Pretiose strecken*, Gaet aen de jonge maeght den boesem open trecken, En siet haer witte-borst. men vont een kleyne vrat, 1275 Die sy ter slincker hant ontrent der tepel had.

Bekwame Frya. Ontsloten zich hare lippen, dan zwegen de vogelen en geen bladeren bewogen zich meer. Geweldige Frya. Door de kracht harer blikken streek de leeuw voor hare voeten neder, en hield de adder zijn gift terug. Reine Frya. Hare spijs was honing en haar drank dauw, vergaderd in de boesem der bloemen. Verstandige Frya.

De poëten hebben daerom wel geseyt, Wie is die heeten minne-brant 1695 Behendigh in syn boesem sluyt? De liefde past op geenen bant; Sy wil, sy sal, sy moeter uyt. Soph. Phi. Hoe gingh dat toe, weerde Sophronisçe? 1710 Soph.

Maar Lamme luisterde niet en sprak, naar Onze-Lieve-Vrouwetoren kijkend: Heilige Maria, patronesse der geoorloofde minne, verleen mij de gunst, heur blanken boesem weder te zien, Kom mede, sprak Uilenspiegel, heur blanke boezem troont in de eene of andere taveerne. Hoe durft gij dat zeggen? sprak Lamme. Wel zeker, sprak Uilenspiegel, ze moet ergens weerdinne zijn.

Alle menschen, soo ver sy met vernuft begaeft sijn, en sullen niet yetwes van eenige importantie sijnde, by de hand nemen, of sy sullen niet alleen inquireren, ondersoeken en overleggen hoe het in haren boesem gelegen is, wegens het gene sy voor hebben, maer examineren ook het gene buyten haer is, namentlik offer gene obstaculen sijn, die haer souwen konnen verhinderen.

Soo dese jongelingh gedwongen is te sterven, Soo moet ick van gelijck mijn jonge leven derven, Mijn hert is al te weeck, mijn wesen al te teer, Als hy syn leven laet, wil ick geen leven meer. 1140 Ick bid u, weerde vrou, met al de gansche leden, Om u verheven stam, om u beleefde zeden, Indien oyt soete min, indien oyt reyne vlam In uwen geest ontstack, in uwen boesem quam; Soo slaet een gunstigh oogh op twee soo jonge menschen, 1145 Die geensins hoogen staet of machtigh gelt en wenschen, Maer poogen een te zijn in vreught en ongeval, Tot dat de bleecke doot haer eenmael scheyden sal.