United States or Ukraine ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daer sal die meneghe om besueren Die bitter doot, dat wetic wel te voren: Nochtan bleve die arbeit al verloren, Want hi en mochse ghewinnen niet, Hi soude hem selven int verdriet. Bringhen ende ooc groten heren. Ic sal mine tale wel keren, Ende sal segghen dat si es doot. Waer sidi, hoghe gheboren ghenoot, Van Deenmerken, her ridder stout?

Daerom moet den byenman 'savonts, als de schadelyke gedirten begynnen te koemen, naer de byen gaen, om desen gedirten te dooden. D. Vr. Wat doen de mieren? M. A. De mieren syn ook vyanden der byen en schaden de byen veel. Sy loopen in en om den korf en konnen sy by den honigh koomen, sy eeten hem. Is een bye in het nauw, sy doot haer; met een woordt sy plaegen de byen daegen en naeght.

Op eene vraag van hun meester, op welke wijs zij dat denken te doen, antwoorden zij: .... Wi merkent bi Alexanderen Die grote coninc, dat hem en mochte Die daet ghehulpen die hi wrochte, .... Hine moeste der doot doen een ghemoet .

Ick, ick, moet wrake doen, en hy syn straffe dragen, Al sou het gansche rijck van desen handel wagen, 1010 Al soud' ick heden selfs my brengen in den noot; Stil* leven kan ick niet, ick ware liever doot. Hoort wat de juffer doet.

Ze vond, om haar smart te klagen, niets dan deze woorden: "O! grond, rijt op, 'k wil in din schoot Bi Reynold wesen in der doot." De steenen, die geen tranen hebben, en geen medelijden met menschenwee, hoorden haar bede, en ze fluisterden met elkander. "Dit is een leed, dat wij niet kennen," spraken ze, "en als wij kunnen helpen, laten wij het doen!"

O scone wijf, ghi selt sinen staet Anesien ende sijn swaer mesval: Het en was noit sint hine qual, Edel wijf, dat hi u verloos; So heeft hi gequolen altoos, Ende gheleeft in pinen groot. Het sal hem seker gheven die doot, Est dat hi u niet en ghewint, Want ic weet wel dat hi u mint Boven alle die nu sijn gheboren.

Ook het stichtelijk element der hiervoor behandelde poëzie vinden wij terug in zijn gedichten over de Schepping, Sinte Jans Ewangelium, van der Rycheit ende van der Doot . Beide "sprekers", doch vooral AUGUSTIJNKEN, bezaten wel eenig talent. In BOUDEWIJN'S Tijt's verlies, in het laatstgenoemde stukje van AUGUSTIJNKEN, tevens zijn laatste werk, zijn hier en daar wel aardige verzen.

Dog alsoo het Visje meer dan een gansche dag hadde doot geweest, ende in die tyd het hooft, ende oog, meer als de andere deelen van het lighaam was ingedroogt, heeft het den Teikenaar niet beter konnen sien. Tusschen C D. waren op de rugge verscheide korte uytstekende deelen. D E. is een vinne digte by de staart gelegen.

Waer by naderhant koomt de beschrijvinghe van een bedaeght mans liefde: met een tusschen-val, vervatende het krackeel van de Doot met de Liefde. Volgt by dese gelegentheyt een ondersoeck,

De kersten coninc: O edele vrouwe, gheeft mi u hant, Ende wilt mi desen mesdaet vergheven, Want ewelijc al mijn leven Soe willic u dienere sijn, Want die scouden die sijn mijn; Dat hebbic nu wel vernomen; Want Esmoreit ons kint es comen, Een scoen vol wassen jonghelinc, Ic bidde u om gode, die ontfinc Die doot van minnen , vergevet mi.