Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 juli 2025
Schoon dat het gansche rijck wou krijgh en oorloogh voeren, 'T en sal ons even-wel de sinnen niet beroeren. 790 Want schoon of dese wint, en die verliest den slagh, Het gaet ons even-wel gelijck het eertijts plagh.
En naer hy sonder spraeck een weynigh heeft geseten, Soo laet hij syn besluyt de strenge vrijster weten, En dat op desen voet; hy treckt van syner hant 555 Een ringh, een rijck juweel, een hellen diamant.
Ick, ick, moet wrake doen, en hy syn straffe dragen, Al sou het gansche rijck van desen handel wagen, 1010 Al soud' ick heden selfs my brengen in den noot; Stil* leven kan ick niet, ick ware liever doot. Hoort wat de juffer doet.
Een Amsterdammer als De Rijck met een Treslong en Boisot, vergezeld van hun Watergeuzen, ze roepen Gods beproevende en reddende hand voor onze aandacht. Daar is het tweetal, die Willems werk voortzetten; Maurits en Willem Lodewijk, door tal van door hen gevormde krijgslieden omgeven.
Dagregister gehouden bij de gesalveerde personen van 't verongelukt Jagt de Sperwer van 't gepasseerde en hun wedervaren in 't rijck van Coree, sedert den 18en Augustij 1653 tot den 14 September 1666." Dat uit dit archiefstuk niet blijkt door wien het Journaal is samengesteld en aangeboden, behoeft niet te verwonderen.
Daer zijnder vry genough die my des komen vragen, En die noch boven dat mijn vrienden* wel behagen: Ick ben voor rijck, en schoon, en eerbaer* hier bekent, 955 En heb soo veel versoucx* als yemant hier ontrent. Maer dat is niet genough. Men kan geen liefde setten, Ter plaetsen daer men wil; want die is buyten wetten, En gaet daer 't haer bevalt.
Evenwel 't bevalligh wesen 't Rijck, het ruym-gelettert wesen, 't Spelen dat by geen en lijckt, 't Singen dat maer 't uwe wijckt, 't Rijmen dat hy self kan achten Houdt hij all' van uwe krachten, Kont ghy 't schepsel van uw' sin Min vereeren als uw Min?
U vleisschen arm, daer ghy op betroude, U vleisschen arm beswyckt u nu; U vleisschen arm, die u huis boude, U vleisschen arm wijckt schoon van u." Helsche duvel, die tot Brussel syt, Uwen naem ende faem sij vermaledijt, U rijck vergae zonder respijt, Want heeft geduyrt te langen tijd. Uwen willen sal niet gewerden, Noch in hemel noch op erden.
Maer daer en was geen raet om oyt te mogen paren, Vermits sy niet gelijck in goet of staet* en waren; De juffer is te* rijck, als maer een eenigh kint, 155 Soo dat haer drouve vrient voor hem geen troost en vint.
Sal ick mijn edel huys, mijn staet, en eere laten, En met soo vuylen hoop gaen loopen achter straten*, Gaen loopen door het rijck, en menigh ander lant, Alleen maer uyt een tocht van geyle minne-brant? 620 Sal ick, een Christen mensch, tot heydens my begeven, En leyden nevens haer een rou en beestigh leven?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek