Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 juli 2025


Sal ick een macker zijn van desen vuylen hoop, Een smaet van onsen God, en van den reynen doop? Sal ick mijn naeste bloet tot mijnen* haet verwecken, 625 En door het gansche rijck mijn voorstel* doen begecken? Sal ick de schande doen aen mijn vermaerde stam, Dat ick een heydens wijf in mijn geselschap* nam?

Stracx zijn op haer geklagh de boeren aen-gekomen, Die eyschen wederom al watter is genomen: 1030 De rackers* van de schout zijn mede daer ontrent, Die na den vreemden roep* de strenge rechters sent. Daer gaet men 't heydens rot ten nausten ondersoecken, De vrouwen in haer keurs*, de mannen in de broecken.

Het laet sigh over-al den naem van heydens geven, 5 En leyt, al waer het koomt, een wonder selsaem leven; Het roemt sigh dattet weet uyt yders hant te sien, Wat yemant voor geluck of onheyl sal geschien.

Met oorlof, seyt de maeght, hoort my een weynigh spreken; Ick weet van stonden aen u droufheyt af te breken. 1350 De vrient aen my vertrout* en is geen heydens man, Maer die in volle daet de Christen leere kan.* Hy is noch boven dat van edel bloet geboren, En heeft my, soo ick was, uyt enckel min gekoren.

Soo haest de jonge maeght haer vont te zijn genesen, Soo wou sy metter daet beleeft* en danckbaer wesen, 290 Sy let* hoe 't heydens* volck gansch sober is gekleet, En 't is haer teere jeught een innigh herten-leet. Sy sprack haer moeder aen: Van yemant gunst ontfangen Doet stracx een billick* hert met alle vlijt verlangen Om weder-gunst te doen.

Sal ick mijn edel huys, mijn staet, en eere laten, En met soo vuylen hoop gaen loopen achter straten*, Gaen loopen door het rijck, en menigh ander lant, Alleen maer uyt een tocht van geyle minne-brant? 620 Sal ick, een Christen mensch, tot heydens my begeven, En leyden nevens haer een rou en beestigh leven?

Ick ben een heydens kint veracht van alle menschen, Hoe kan u hoogh gemoet om mijn geselschap wenschen, 530 Als slechts op desen gront, ten eynd' u geyle lust Tot oneer mijner jeught eens mochte zijn geblust? Maer neen, gelooftet vry, geen man sal my belesen, Dat ick in geyle lust hem sal ten dienste wesen.

Daar gaan dan haar bladeren met de wind en vergaan, zoals alle stof. Bij de ouden wordt Pan, de Bosgod, voorgesteld met bokspoten, horens en ruig haar; als de Satyrs, vervolgt hij de nimfen met verliefde zinnen en bedoelingen. 459. wachte, oude vorm; vgl. Terwijl de ridder naar dit gezang met groot genot luistert, begint de nachtegaal de vrijster te accompagneren. 467. heydens, vgl. 291, A.

Daer schreeut men overhoop*. Andreas wort gebonden, En al het heydens rot na Murçia gesonden; Daer is het hals-gerecht van dat geheele lant, Soo dat men daer ontrent geen hooger rechter vant. 1080 Terwijlen dit gebeurt, Constançe, gansch verslagen, Is van den bleycken angst als buyten haer gedragen, Daer is een killigh sweet dat uyt haer aders schiet, Vermits sy haren vrient aldus gebonden siet.

Onder de prent een zesregelig versje: Ghy die begeerigh zijt yets Nieuws en vreemts te lesen, Kond' hier op u gemack, en in u Huys wel wesen, En sien wat perijckelen dees Maets zijn over g'komen, Haer Schip dat blijft door storm, gevangen zijns' genomen, In een woest Heydens landt; in 't kort men u beschrijft Den handel van het volck, d'Negotie die men drijft. Hier nae een Beter.

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek