United States or Japan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Neigen hellen overhellen overhangen. Een schuinen stand hebben. ~Hellen~ wijst eenvoudig aan, dat er een afwijking van den loodrechten stand bestaat. Deze muur ~helt~ naar links. ~Overhellen~ drukt het begrip iets sterker uit. De toren begint bedenkelijk ~over te hellen~.

Het was jammer, dat wij aan de uitnoodiging van de twee andere ondernemingen, om ook daar te komen spreken, niet meer hebben kunnen voldoen, anders was zeker de ledenoogst nog grooter geworden. De ledengroep in Deli begint nu met 86 leden te werken en zal onder de flinke leiding van mevrouw Lievegoed en enkele andere dames daar wel spoedig nog sterk in aantal winnen.

"Ik geloof, dat de zee zelf daar aankomt," zegt het land, en dan begint het zich op te sieren. Het bekranst zich met bloemen, rijst en daalt in heuvels en dalen, en gooit eilanden uit in de zee.

"Wat weet ik het!" riep de dikke heer vertoornd. "Een jongen of een meisje, het is een doodeter te meer; het is waarachtig of de ellende hier aan huis niet ophoudt. 't Is er net meê als met de kiespijn. Je weet wel wanneer het begint, maar niet wanneer het eindigt." "Maar kinderen krijgen is toch een groote zegen," merkte een der heeren zeer wijs aan.

Alleen vroeg in den morgen, juist als de schemering begint, zingt het zittend; op latere uren rust het zelden en slechts voor eenige oogenblikken in een haag of in de kroon van een boom; bijna voortdurend is het in beweging, huppelt zingend van de eene twijg op de andere en zoekt intusschen zijn voedsel.

Het schip begint zijn tocht; maar eensklaps blijft het stilliggen, de menigte lacht, fluit en sist, de eigen vader van den man fluit. «Hoogmoed! Dwaasheid!

De kust is, in wording, één Chineesche winkelstraat, honderd-en-vijftig geografische mijlen lang in de vogelvlucht gemeten, met voor zichtbare klanten een troep spiernaakte, een stuk gedroogde visch kauwende Papoea's. De reiziger ziet er naar, verbaasd, tot hij, instee van de oogen, de herinnering te hulp neemt. Die begint aan een lange geschiedenis.

Daarop schreef ik dit sonnet, hetwelk begint: Zoo zuiver en zoo zedig ingetogen Is mijner Vrouwe minnelijke groet, Dat ze ieders tong siddrend verstommen doet En géén waagt tot haar op te slaan zijn oogen. Zoo schrijdt zij voort en hoort haar lof verhoogen, Verheerelijkt in deemoeds blanken gloed; De Hemel zond tot de aarde een engel zoet, Dat ze op een vlekloos wonder konde bogen.

Zie, als zij dan knorrig begint te worden, dan valt gij haar om den hals en kust haar recht hartelijk en zegt: "Houd maar op! Zie die grap maar over het hoofd, zie liever op mijn hart, dat behoort u en slaat voor u van nu af tot in alle eeuwigheid.

De menschelijke geest begint meer en meer zich te wenden tot hen die levende waarheden geven naar hen die de sterren onderzoeken, die nieuwe krachten halen uit ons aller lucht, en hen, die eindelijk de ware lezing vinden van de oude vergane teksten der rotsen en beken.