Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 17 juni 2025


Daar gekomen, stuiten wij op een schier onoverkomelijk bezwaar. Een zeer steil pad, nauwelijks een el breed en zeer glibberig, voert naar de grotten. Dit pad loopt op eene aanzienlijke hoogte langs den loodrechten bergwand. De minste misstap zou ons in den afgrond doen nederstorten.

Neigen hellen overhellen overhangen. Een schuinen stand hebben. ~Hellen~ wijst eenvoudig aan, dat er een afwijking van den loodrechten stand bestaat. Deze muur ~helt~ naar links. ~Overhellen~ drukt het begrip iets sterker uit. De toren begint bedenkelijk ~over te hellen~.

Aan de eene zijde is het begrensd door den loodrechten wand van de doorgesneden piek Rakata, aan de andere zijde heeft het een glooiend beloop. Zooals alle eilanden in Straat Soenda, was vóór 1883 Krakatau met een zwaar plantenkleed bedekt. Ten gevolge van de uitbarsting was het eiland van de zee af tot den top van de piek bedekt met eene laag asch en puimsteen ter dikte van één tot zestig meter.

De schuine kloofvlakken dier rotsen, die volgens de meetkundige doorsnee der sluitsteenen van een verwulfsel schijnen gevormd te zijn, steken zonderling af bij den loodrechten stand der zuilen, die haar dragen.

Zij houden zich gedurende het grootste deel van hun leven met klimmen bezig en gaan zelfs om te slapen in de houding, die zij gedurende het klimmen aannemen, aan een loodrechten wand hangen, n.l. aan de binnenste oppervlakte van een holte in een boom. Op den bodem dalen zij zelden af; wanneer zij het doen, huppelen zij hier met onbeholpen sprongen rond.

Daar was eerst "de Waaier", die zijne uitstralende waterstralen uitspoot; "het Sterke Kasteel", dat zich als met geschut scheen te verdedigen; "de Oude Getrouwe", met zijne waterzuilen, die zich met regenbogen kroonden; "de Reus", die met zoo'n kracht een loodrechten waterstraal, welke een omvang heeft van twintig voet, loodrecht opwerpt, dat hij eene hoogte van tweehonderd voeten bereikt.

Het is wel duidelijk, dat iemand, die een stroomloop opwaarts volgt, altijd onder eene meer of minder groote helling zal stijgen. Men kan zich dus de verwondering van Gill voorstellen, toen hij de bedding dezer oude rivier opgaande, plotseling ontdekte, dat hij eene hoogte afging. Hij onderstelde, dat deze dalende glooiing een loodrechten val had van omtrent 40 of 50 voet.

Daar zou hij onvermijdelijk ingesloten zijn tusschen den loodrechten muur aan zijn linkerhand, de rivier aan zijn rechterhand en vóór zich, en het gezag op zijn hielen. 't Is waar, dat het eind van dien oeverkant verborgen was achter een hoop puin van zeven of acht voet hoog, 't welk van een of ander gesloopt gebouw afkomstig was.

Het was half zeven, en de begeerde toppen lagen op geringen afstand vóór ons. Beide waren ze door sneeuw bedekt; de zuidelijke, dichtstbijzijnde, viel naar het Oosten in een loodrechten wand neer en werd door een machtigen sneeuwmuur overwelfd; door een afgerond ijszadel stond hij met den noordelijken, veel hoogeren top in verbinding.

"Uitgebraakt graniet," zeide hij; "wij zijn nog altijd in het eerste tijdperk; maar wij stijgen! wij stijgen! Wie weet?" Wie weet? Hij hoopte dus nog altijd. Met zijne hand betastte hij den loodrechten wand, en eenige oogenblikken later hernam hij aldus: "Dat is gneiss! dat mica-leisteen! Goed! nu komen weldra de gronden uit het overgangstijdperk en dan...." Wat wilde de professor zeggen?

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek