United States or Bangladesh ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het trof Paul, hoe Vincent geleek op een portret van zijn oom Vere, Eline's vader, terwijl hij, in zijn liggende houding, zijn arm met een gebaar, dat Paul bij Eline zelve vaak had opgemerkt, onder het hoofd boog.

»Een Dajak vindt al gauw een weg, heer!" meende Amat. »Maar ze hebben geen eten!" zei Marti. Plotseling sprong Kees op. De laatste opmerking trof hem als een electrische schok. Als de Dajaks eens alle rijst hadden meegenomen! »Onze rijst!" riep hij uit. Marti en Amat slaakten een kreet van schrik. Snel liepen ze terug naar de plek waar ze overnacht hadden.

In het vorig hoofdstuk heb ik er reeds op gewezen, dat Coen in 1618 van meening veranderd was, omtrent het zenden van een vloot naar de Philippijnen. Wel vond hij het goed, dat er schepen gezonden waren, maar, naar den stand en tijd, ware 't beter geweest, schreef hij aan 't Lam , "dat men zooveel van de beste schepen niet gezonden hadde". Hij vreesde, dat de Molukken Ambon en Banda door het uitzenden van vijf der beste schepen te zeer ontbloot zouden worden, waardoor aan de Engelschen gelegenheid werd gegeven aldaar hun slag te slaan . En Coen's vrees was gerechtvaardigd. Het was den Engelschen ernst, toen zij dreigden de "Dutchman" niet alleen uit Ambon, Banda en de Molukken, maar uit den geheelen Indischen Archipel te verdrijven. Half December, na aankomst van hun admiraal Thomas Dale, sloten zij heimelijk een aanvallend verbond tegen de Nederlanders met den koning van Bantam. Samen zouden zij het Nederlandsche fort te Jacatra veroveren. Hoe Coen genoodzaakt werd, het fort aan zijn lot over te laten, en den wijk te nemen naar Ambon; hoe hij, een grootere scheepsmacht verzameld hebbende, het volgende jaar is teruggekeerd en Jacatra verwoestte, is algemeen bekend. De Engelschen trof Coen er niet meer aan. Zij waren reeds eerder, bevreesd voor de dubbelzinnige houding van Bantam's koning, naar de hoofdstad van dien vorst terug gezeild. Toen zij hier hoorden, dat Coen met een vloot van zestien schepen teruggekeerd was, waren zij door straat Soenda gevaren en hadden van daar koers gezet naar het westen. Hierna werd Bantam door Coen geblokkeerd, drie schepen naar Patani en zes naar Sumatra's westkust gezonden om de factorijen van kapitaal en koopmansgoederen te voorzien, waarbij tevens den gezagvoerders werd opgedragen, waar zij konden, de geleden schade op de Engelschen te verhalen. Dit gelukte volkomen. Het eerste eskader nam twee Engelsche schepen, het andere vier. Aldus was Coen op het punt een zijner vurigste wenschen, de Engelschen uit den Archipel te verdrijven, vervuld te zien, toen hem plotseling in Maart 1620, als een donderslag uit een helderen hemel, het bericht trof, dat de Engelsche- en Nederlandsche Oost-Ind. Compagnie in Europa den 17en Juli 1619 een verbond met elkaar hadden gesloten. In de eerste artikelen waren voornamelijk bepalingen opgenomen, waarbij de handel voor beide partijen werd geregeld, terwijl de laatste artikelen op het oogenblik voor ons doel van meer belang zijn. Er werd nl. een raad van defensie in Indië opgericht, bestaande uit acht leden, vier Hollandsche en vier Engelsche, waarvan beurtelings een Nederlander en een Engelschman voorzitter zou zijn. Ter beschikking van dezen raad van defensie werd een vloot gesteld van 20 schepen, de vloot van defensie. Dat dit geheele verbond Coen verre van aangenaam was, schreef hij weliswaar in ronde woorden aan de bewindhebbers, maar hij moest aan de bevelen gehoorzamen . Het kwam er nu slechts op aan, zooveel mogelijk partij te trekken van het verbond en dit was volkomen aan Coen toevertrouwd. Reeds den 28en April werd op het schip de Theems Royal voor Bantam eene vergadering van den raad van defensie gehouden, waarin op voorstel van Coen besloten werd, gezamenlijk een tocht te ondernemen naar de Philippijnen om den Chineeschen handel op Manila te beletten. Tien schepen werden hiertoe bestemd, vijf Engelsche en vijf Hollandsche, terwijl de Engelschen volgens accoord de vlag op de groote steng zouden voeren, de Hollanders op de voorsteng . Reeds den 31en Mei werden twee Hollandsche De Haerlem en De Hoope en twee Engelsche de Elisabeth en de Bull vooruitgezonden om tot 5 Aug. tusschen China en Japan te kruisen; daarna, aldus luidde de instructie, moesten ze langs de kust van Japan alle Spaansche of Portugeesche schepen buit maken, maar van de Chineesche jonken slechts, die op Manila voeren. Het Engelsche schip de Hope zou over Patani gaan en zich daarna met bovengemelde vier schepen vereenigen. In het begin van Juni werden deze vijf schepen gevolgd door vier andere, te weten de Engelsche: de Maen en de Paltsgraeff en de Hollandsche: Nieuw Bantam en De Trouw. Firando werd als vereenigingsplaats aangewezen, waar het tiende Hollandsche schip, De St. Michiel, zich bij de andere zou voegen. Admiraal van de vloot was de Engelsche schipper Robert Adams, vice-admiraal Willem Jansz. , Raad van Indië. In plaats van De St. Michiel, die, zooals wij gezien hebben, vergaan was, werd aan De Swaen, te Firando van Kaap Spiritu Sancto teruggekeerd, door Willem Jansz bevel gegeven mee te zeilen . Den 1en Jan. 1621 moesten zij volgens de instructie Firando verlaten. Na eenigen tijd vergeefs op het Engelsche schip de Hope, dat reeds lang uit Patani aangekomen moest zijn, gewacht te hebben, ging men op 13 Jan. 1620 met negen schepen en twee jonken, die als branders moesten dienst doen, onder zeil. De instructie luidde, naar de baai van Manila te loopen om de Spanjaarden afbreuk te doen en den Chineeschen handel, "van daer t' onswaert te trecken", daar tot omstreeks 30 Juni 1621 blijven en over Japan terugkeeren, tenzij Chineesche jonken met den zuidermoesson verwacht werden. Dan moest men hen afwachten en over Patani terugkeeren, daar men Japan in dat geval niet meer zou kunnen bezeilen. Men moest, (indachtig aan de fout, die Lam in 1617 had begaan) de vloot goed bijeen houden, geen Japansche jonken schade berokkenen noch Chineesche, die op vrije plaatsen voeren. De Chineezen der veroverde jonken moest men zooveel mogelijk naar Batavia brengen. Zoodra de vloot voor de baai van Manila verscheen, moesten, ter voorkoming van geschillen, eenige Nederlanders op de Engelsche en omgekeerd eenige Engelschen op de Nederlandsche schepen worden geplaatst "om te registreeren al sulcke goederen als bij d'een oft d'ander verovert en overgenomen zoude mogen worden" . In een particuliere instructie aan W. Jansz drukt Coen dezen bevelhebber op eigenaardige wijze groote waakzaamheid tegenover de Engelschen op het hart. "Het gemeene spreekwoort, weest trouwe ende vertrouwt niemant, sult alsoo niet verstaen alsof d'Engelschen niet zouden mogen vertrouwen, maar brengt mede, dat men altoos trouw moet wezen en de niemant dan met een goet ommesien en goede circonspectie vertrouwen sall." De uitslag van deze expeditie was niet schitterend. De Spaansche schepen: drie galjoenen en zes galeien en drie andere vaartuigen , hadden zich, op bevel van Fajardo, zoo goed gedekt, dat de gecombineerde vloot er zelfs geen branders op kon afzenden, zonder dat deze gevaar liepen in de handen der vijanden te vallen daar "twee galeien met veel roeituig in inkomen van het gat, recht voor de schepen op de wacht lagen" . De Spanjaarden bleken dus gewaarschuwd, evenals de Chineezen, daar deze zeven van de rijkste jonken in Chinchu hadden opgehouden. Slechts vijf van zulke scheepjes vielen ons in handen, en daar het weer zeer onstuimig werd, besloot men 19en Juni niet op de Chineesche jonken, die mogelijk met den zuidermoesson zouden aankomen, te wachten, maar naar Firando terug te keeren. Twee dagen daarna wat zullen de op buit belusten zich geërgerd hebben liepen drie zeer rijk geladen fregatten van Macao de haven van Manila binnen, den 28en Juli gevolgd door de zilverschepen van Acapulco met 300 man en de door de Chineezen opgehouden jonken. Wanneer de vloot dus langer was gebleven, hoeveel rijker zou dan de buit geweest zijn! Nu bekwamen de Engelschen en Hollanders slechts elk f

"Gij komt juist op tijd," zeide zijn lakei, "mijn meester zal spoedig uitgaan. Wacht hier een oogenblik, dan zal ik u aanmelden." Daarop liet hij mij in de voorkamer. Een oogenblik later kwam hij terug en bracht mij bij zijn meester, op wiens gelaat mij direct de familiegelijkenis trof.

Toen trok hij een matras en een paar kussens uit den hoop, ging er op liggen en sliep in midden in de wanorde. Hij werd niet wakker voor den volgenden morgen. Toen Gösta thuis kwam, hoorde hij, dat Marianne hem spreken wilde. Dat trof goed, hij had er juist over gedacht, hoe hij haar te spreken zou krijgen. Toen hij in de donkre kamer kwam, waar ze lag, bleef hij eerst aan de deur staan.

En het trof Frédérique, hoe ieder, terwijl hij voortpraatte, naar hem opzag en luisterde, nu zij des avonds in de open verandah zaten en lichten meiwijn dronken. Hij was toch niet zoo wuft en ijdel, als zij gedacht had en zij... ze hield wel van hem; ze mocht hem ten minste heel graag....

Bij het tweede trof ik haar doodelijk in den muil; niettemin sprong het dier op mij toe, gaf mij een' stoot, zoodat ik neertuimelde, en, terwijl de anderen toesnelden, beet het mij tweemaal: eens op het voorhoofd, de tweede maal onder het oog. Gelukkig heeft dit alles slechts 10 of 15 seconden geduurd.

Toen deze dorpen verwoest werden, trokken de inwoners naar Kassan: van daar het verschijnsel eener nederzetting van Naloes midden in het land der Bagas. Dinah verhaalde mij een treffend voorbeeld van dit asylrecht, en verklaarde mij tevens de reden, waarom hij zich sedert onze komst te Coffin van mij verwijderd gehouden had. Die reden trof mij zeer.

Nooit zag ik een terugstootender en woester uitdrukking dan op het gezicht van dezen man. Onmiddellijk trof het mij, dat ik ergens zijn evenbeeld gezien had, en eindelijk herinnerde ik mij dat dit was op een der teekeningen van Retzsch bij Schiller's ballade "Fridolin", waar twee mannen Robert in het brandende open fornuis duwen.

Toen hing er een ragfijne, teere nevel, die tooverachtig en geheimzinnig over de groote gebouwen en boomtoppen gleed, nu lag over alles een groezelig, zwartachtig waas en verbaasde zij er zich haast over dat zij Londen ooit mooi had kunnen vinden. Londen en Glengariff wat trof haar het verschil, terwijl zij zich in een oude, uitgezakte vigilante naar het home liet rijden!