Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 juni 2025
Maar langzamerhand was het hem uit alles, uit den toestand, waarin hij en zij verkeerden zelf, duidelijk geworden, dat niemant anders dan Mathilde toch zijn vrouw zoû kunnen worden. Toen hij daar het eerst aan dacht, had hij een lichte kleur gekregen van pleizier over deze gelukkige ontdekking.
In het vorig hoofdstuk heb ik er reeds op gewezen, dat Coen in 1618 van meening veranderd was, omtrent het zenden van een vloot naar de Philippijnen. Wel vond hij het goed, dat er schepen gezonden waren, maar, naar den stand en tijd, ware 't beter geweest, schreef hij aan 't Lam , "dat men zooveel van de beste schepen niet gezonden hadde". Hij vreesde, dat de Molukken Ambon en Banda door het uitzenden van vijf der beste schepen te zeer ontbloot zouden worden, waardoor aan de Engelschen gelegenheid werd gegeven aldaar hun slag te slaan . En Coen's vrees was gerechtvaardigd. Het was den Engelschen ernst, toen zij dreigden de "Dutchman" niet alleen uit Ambon, Banda en de Molukken, maar uit den geheelen Indischen Archipel te verdrijven. Half December, na aankomst van hun admiraal Thomas Dale, sloten zij heimelijk een aanvallend verbond tegen de Nederlanders met den koning van Bantam. Samen zouden zij het Nederlandsche fort te Jacatra veroveren. Hoe Coen genoodzaakt werd, het fort aan zijn lot over te laten, en den wijk te nemen naar Ambon; hoe hij, een grootere scheepsmacht verzameld hebbende, het volgende jaar is teruggekeerd en Jacatra verwoestte, is algemeen bekend. De Engelschen trof Coen er niet meer aan. Zij waren reeds eerder, bevreesd voor de dubbelzinnige houding van Bantam's koning, naar de hoofdstad van dien vorst terug gezeild. Toen zij hier hoorden, dat Coen met een vloot van zestien schepen teruggekeerd was, waren zij door straat Soenda gevaren en hadden van daar koers gezet naar het westen. Hierna werd Bantam door Coen geblokkeerd, drie schepen naar Patani en zes naar Sumatra's westkust gezonden om de factorijen van kapitaal en koopmansgoederen te voorzien, waarbij tevens den gezagvoerders werd opgedragen, waar zij konden, de geleden schade op de Engelschen te verhalen. Dit gelukte volkomen. Het eerste eskader nam twee Engelsche schepen, het andere vier. Aldus was Coen op het punt een zijner vurigste wenschen, de Engelschen uit den Archipel te verdrijven, vervuld te zien, toen hem plotseling in Maart 1620, als een donderslag uit een helderen hemel, het bericht trof, dat de Engelsche- en Nederlandsche Oost-Ind. Compagnie in Europa den 17en Juli 1619 een verbond met elkaar hadden gesloten. In de eerste artikelen waren voornamelijk bepalingen opgenomen, waarbij de handel voor beide partijen werd geregeld, terwijl de laatste artikelen op het oogenblik voor ons doel van meer belang zijn. Er werd nl. een raad van defensie in Indië opgericht, bestaande uit acht leden, vier Hollandsche en vier Engelsche, waarvan beurtelings een Nederlander en een Engelschman voorzitter zou zijn. Ter beschikking van dezen raad van defensie werd een vloot gesteld van 20 schepen, de vloot van defensie. Dat dit geheele verbond Coen verre van aangenaam was, schreef hij weliswaar in ronde woorden aan de bewindhebbers, maar hij moest aan de bevelen gehoorzamen . Het kwam er nu slechts op aan, zooveel mogelijk partij te trekken van het verbond en dit was volkomen aan Coen toevertrouwd. Reeds den 28en April werd op het schip de Theems Royal voor Bantam eene vergadering van den raad van defensie gehouden, waarin op voorstel van Coen besloten werd, gezamenlijk een tocht te ondernemen naar de Philippijnen om den Chineeschen handel op Manila te beletten. Tien schepen werden hiertoe bestemd, vijf Engelsche en vijf Hollandsche, terwijl de Engelschen volgens accoord de vlag op de groote steng zouden voeren, de Hollanders op de voorsteng . Reeds den 31en Mei werden twee Hollandsche De Haerlem en De Hoope en twee Engelsche de Elisabeth en de Bull vooruitgezonden om tot 5 Aug. tusschen China en Japan te kruisen; daarna, aldus luidde de instructie, moesten ze langs de kust van Japan alle Spaansche of Portugeesche schepen buit maken, maar van de Chineesche jonken slechts, die op Manila voeren. Het Engelsche schip de Hope zou over Patani gaan en zich daarna met bovengemelde vier schepen vereenigen. In het begin van Juni werden deze vijf schepen gevolgd door vier andere, te weten de Engelsche: de Maen en de Paltsgraeff en de Hollandsche: Nieuw Bantam en De Trouw. Firando werd als vereenigingsplaats aangewezen, waar het tiende Hollandsche schip, De St. Michiel, zich bij de andere zou voegen. Admiraal van de vloot was de Engelsche schipper Robert Adams, vice-admiraal Willem Jansz. , Raad van Indië. In plaats van De St. Michiel, die, zooals wij gezien hebben, vergaan was, werd aan De Swaen, te Firando van Kaap Spiritu Sancto teruggekeerd, door Willem Jansz bevel gegeven mee te zeilen . Den 1en Jan. 1621 moesten zij volgens de instructie Firando verlaten. Na eenigen tijd vergeefs op het Engelsche schip de Hope, dat reeds lang uit Patani aangekomen moest zijn, gewacht te hebben, ging men op 13 Jan. 1620 met negen schepen en twee jonken, die als branders moesten dienst doen, onder zeil. De instructie luidde, naar de baai van Manila te loopen om de Spanjaarden afbreuk te doen en den Chineeschen handel, "van daer t' onswaert te trecken", daar tot omstreeks 30 Juni 1621 blijven en over Japan terugkeeren, tenzij Chineesche jonken met den zuidermoesson verwacht werden. Dan moest men hen afwachten en over Patani terugkeeren, daar men Japan in dat geval niet meer zou kunnen bezeilen. Men moest, (indachtig aan de fout, die Lam in 1617 had begaan) de vloot goed bijeen houden, geen Japansche jonken schade berokkenen noch Chineesche, die op vrije plaatsen voeren. De Chineezen der veroverde jonken moest men zooveel mogelijk naar Batavia brengen. Zoodra de vloot voor de baai van Manila verscheen, moesten, ter voorkoming van geschillen, eenige Nederlanders op de Engelsche en omgekeerd eenige Engelschen op de Nederlandsche schepen worden geplaatst "om te registreeren al sulcke goederen als bij d'een oft d'ander verovert en overgenomen zoude mogen worden" . In een particuliere instructie aan W. Jansz drukt Coen dezen bevelhebber op eigenaardige wijze groote waakzaamheid tegenover de Engelschen op het hart. "Het gemeene spreekwoort, weest trouwe ende vertrouwt niemant, sult alsoo niet verstaen alsof d'Engelschen niet zouden mogen vertrouwen, maar brengt mede, dat men altoos trouw moet wezen en de niemant dan met een goet ommesien en goede circonspectie vertrouwen sall." De uitslag van deze expeditie was niet schitterend. De Spaansche schepen: drie galjoenen en zes galeien en drie andere vaartuigen , hadden zich, op bevel van Fajardo, zoo goed gedekt, dat de gecombineerde vloot er zelfs geen branders op kon afzenden, zonder dat deze gevaar liepen in de handen der vijanden te vallen daar "twee galeien met veel roeituig in inkomen van het gat, recht voor de schepen op de wacht lagen" . De Spanjaarden bleken dus gewaarschuwd, evenals de Chineezen, daar deze zeven van de rijkste jonken in Chinchu hadden opgehouden. Slechts vijf van zulke scheepjes vielen ons in handen, en daar het weer zeer onstuimig werd, besloot men 19en Juni niet op de Chineesche jonken, die mogelijk met den zuidermoesson zouden aankomen, te wachten, maar naar Firando terug te keeren. Twee dagen daarna wat zullen de op buit belusten zich geërgerd hebben liepen drie zeer rijk geladen fregatten van Macao de haven van Manila binnen, den 28en Juli gevolgd door de zilverschepen van Acapulco met 300 man en de door de Chineezen opgehouden jonken. Wanneer de vloot dus langer was gebleven, hoeveel rijker zou dan de buit geweest zijn! Nu bekwamen de Engelschen en Hollanders slechts elk f
Het hechtte Jozef zelf aan ernstige bezigheden, ook buiten de zaak om, dat verkeer met Mathilde. Hij merkte het wel. Buitendien, van een anderen kant beschouwd, hield niemant zooveel als hij van luidruchtige frissche jeugd en opbruisend leven; van toen zij nog heelemaal een kind was af, was hij aan Mathilde gewoon geraakt en 't was een behoefte voor hem geworden haar dikwijls te zien.
Het is wel waar, dat ik uyt besondere speculatie tot nog toe in myne brieven niemant met name en hebbe genoemt, van die geene die met my eenige van de remarcabelste dingen met haar oogen hebben gesien, door 't behulp van myne microscopien, maar alleen in 't generaal gesegt, dat ik sommige Heeren van kennis en oordeel, Liefhebbers van de natuurkunde, deselve hadde voorgehouden.
Mathildes blik verwarmde zich. Met een zachten glimlach leî ze haar arm in de zijne en stak, voor hem heen buigend, het rozeknopje in zijn knoopsgat. Zonder zich te bedenken, als sprak 't van-zelf, wandelden zij dadelijk den weg op tot zij alleen waren en niemant hen zien kon.
Jans had alles daar een beetje opgeredderd en schoongemaakt, maar verder was de deur gesloten gebleven. De sleutel stak er wel op, maar niemant had sints een dag of veertien de licht- bruine kruk bewogen.
Zij kwam hem nog eens een nachtzoen geven, zeide zij. Haar armen om zijn mager lichaam, vroeg zij, in een opbruising van teederheid: Zal u gezond blijven, zal u nooit, ten minste in de eerste twintig jaar niet, sterven? O, vader, u is het eenige wat ik heb, als u sterft, zoû ik zoo verlaten zijn en niemant hebben op de wereld.
In andere uren weêr vulde hij haar denken als iets ideaals, dat niemant aan kon raken, dat niet van stof was, een lichtend waas, met een hoofd alleen van menschen-stof, een muziekvlaag, die doffe en weelderige geluiden rondblies, een vreemdeling, die zij nog nooit had gezien, maar haar plotseling als een ouden bekende voorkwam.
Kwam ze op haar kamer, dan hoorde zij zijn stap, zijn lieven, welbekenden stap achter haar, zij zag om, en er was niemant. Zij zag hem in haar slaap haar vermanen, haar de eene keer ernstig en nederig, de andere keer driftig en met geweld, en dan weêr eens koortsig en in razernij verzoeken, gebieden en dwingen hem gehoor te geven en niet langer te dralen.
Er was bijna niemant over den weg te bekennen. De vensters van de villaas waren gesloten; de menschen waren nog niet aangekomen. Hier en daar in de verte gingen de flodderige, plompe gestalten van een man, van een vrouw. Voor Mathilde alleen was de eerste lentedag van het Gooi. Een welkom suizelde haar nu tegen, toewemelend uit alle lichten, links en rechts en overal.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek