United States or Åland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar had zij den halven nacht toen over liggen denken. Twee maanden na deze gebeurtenissen, kondigde haar vader haar aan, dat hij haar op een kostschool in België zoû doen. Zij ging, en, zoo ver van hem wech, dacht zij nog maar weinig aan Jozef.

Jozef meende daar het middel gevonden te hebben, om zijn vrouw tevreden te stellen. Wil ik, nu je weêr zooveel beter bent, eens een week of drie achter elkaâr hier blijven? vroeg hij. Maar een onoverkomelijke warschheid klom tot aan haar mond.

Zij zoû van haar benauwdheid uit tot Jozef gaan, hem al haar verdriet zeggen en hem vragen of hij weêr van haar woû gaan houden. Vroeger had zij wel gedacht, dat als Jozefs liefde wech was, die door geen woorden ter wereld weêr op te wekken zoû zijn en het dus maar beter was te zwijgen, maar nu voelde zij haar wangen gloeyen van een koorts van woorden, die zij tot hem spreken zoû.

Jozef was midden in een zin over het vieze en onwelriekende van het jodenkwartier, daar zij straks doorheen zouden rijden; zijn woorden kwamen als onverstaanbare schreeuwtjes uit de verte tot Mathilde, die uit goedheid ja knikte. Daarna werd er niet meer gesproken.

Na haar terugkomst kwam Jozef weêr hoe langer hoe meer bij hun aan huis en uit de gewoonte van elkaâr twee, toen drie, toen viermaal in de week geregeld te ontmoeten, was er langzamerhand weêr een vriendschap ontstaan. Zij had hem teruggezien bijna net zoo als zij hem vroeger had gekend.

Jozef is naar Napels gezonden in Januari 1806 en voor het einde van de volgende maand is hij te Rome en kan hij zijn broer melden, dat zijn bevelen vervuld zijn en de Bourbons naar Sicilië de wijk hebben genomen.

Mathilde nam den brief op, waardoor hij haar oog naderde en heel lichtelijk grooter en zwaarder werd. Jozef verontschuldigde zich, zoo als altijd, dat hij verleden Zondag niet gekomen was en dat hij vóor aanstaanden Zondag ook niet zoû komen.

Juichte gansch Frankrijk over een zegepraal, die vrede kon brengen, te Parijs bij Talleyrand en Fouché, bij Carnot en Lafayette, bij Lucien, Jozef en Bernadotte, bij de mannen dus, die over de huid reeds aan 't onderhandelen waren geweest, voor dat de beer was geschoten, was de vreugde matig.

Mathilde verontschuldigde zich, dat zij zoo dikwijls op zich had laten wachten. Zij sprak van haar groote droefheid, sprak voords over het leenen van de boeken van Jozef, dat zij zeide heel aardig te vinden, om toch vooral niet den schijn te hebben daar niets van te weten. Toen kwam ook Jozef binnen. Het verraste hem Mathilde daar te vinden. Het deed hem pleizier.

In haar rouwtijd kon zij niet uitgaan, zij, die zooveel hield van zich overal in het publiek te vertoonen. Nu moest men haar zoo'n klein pleiziertje aandoen, trachten haar een beetje te verstrooyen. Zooveel práatte zij ook niet. Haar tegenwoordigheid zoû Mathilde niet vermoeyen. Jozef was weêr een tijd trouw thuis gebleven. Geregeld, als een liefdezuster, stond hij Mathilde ter zijde.