United States or Israel ? Vote for the TOP Country of the Week !


Jozef zat daar, krabbelde met zijn gouden potloodje over het korrekte koele papier, kontroleerde eenige geschriften, dronk koffie en ging naar de Beurs of dejeuneerde ergens anders en ging daar vandaan naar de Beurs. Bij kleine buyen was te midden zijner verveling een lust door hem heen getrokken, om zaakjes, kleine ondernemingen, te doen.

Toen Mathilde weêr alleen was, deed zij het eene venster open. Zij ging in den tuin en liep haastig voort, als moest zij iemant aantreffen. Achter in den tuin, dicht bij het Flora-beeld, bleef zij staan. Zij was hier-heen gesneld om zoo gauw mogelijk ongezien de eenzame wellust te kunnen genieten van het besluiten tot een gesprek met Jozef, waarover zij mijmerde.

Jozef leende haar weêr andere boeken en nog eens en nog eens, die zij telkens te-rug kwam brengen, dan na een veertien dagen, dan na een week.

As 't verkeeren was gewêst, 'k had 'm weggeschopt: moar dát.... 't is um 't verstand te verliezen...!" en Janboer verdween door een achterdeurtje op de deel, in de duisternis. Even als den vorigen avond zaten Jozef en Jenneke weder hand in hand op het bankje tusschen de zonnebloemen en stokrozen.

Jozef liet zich ook voor alles vinden, hij dacht letterlijk om alles. Telkens zeî hij tegen Mathilde van rust nemen, zeggende, dat hij 't alléen wel afkon. Van den morgen tot den avond klonk de huisbel door den gang.

"Oorzaak onbekend" stond er. Jozef werd verzocht zoo spoedig mogelijk te-rug te komen. Jozef vond dit alles heel natuurlijk. Hij was niet gewoon licht te schrikken, hij draaide in de vestibule even op éen hiel rond en ging toen weêr langzaam naar boven, den telegram voor zich uit houdende.

Neen, andwoordde Jozef, dat in 't geheel niet. Hij was blij alles zoo mooi te zien, maar juist aan een persoon te denken, die de natuur zoo vervaardigd zoû hebben, daaraan had hij geen behoefte. Hij kwam op een dichterlijke gedachte. Alleen als hij háar aanzag, verzekerde hij halflachend, kwam er een geloof aan een eeuwig voortbestaan in hem op.

Het hinderde haar, dat hij zoo cyniesch was, waar het bovennatuurlijke zaken gold. Vader geloofde toch ook aan een Opperwezen. En het scheen haar, als ging er weêr een gedeelte van haar liefde van Jozef op haar vader over, die zoo eenzaam in Amsterdam was achtergebleven.

Moar, as 't is zoo was?.... Weet Jozef dan niet da'k Jenneke nooit oan den jong van bleinde blauwwammis zou gêven; oan 'en jong, die tot zien viefde joar met zien voader den boer af bêdelen liep? Wist Jenneke niet, dat 'k heel wat bêters veur d'r had as 'en koale jong, zonder huus of hof?

Daarna stond zij op en zoende Jozef lang met een betraand gezicht en drukte zijn handen. Toen droogde zij haar tranen wech, maar huilde dadelijk toch weêr met haar bleeke gezicht en liep stilletjes naar beneden. De nacht was neêrgekomen en alles was zoo koud op de trap en in de kamers, dat zij griezelde bij elke schaduw en bij elken hoek. Jans vroeg of zij ook eten zouden.