United States or Qatar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Op zekeren morgen verscheen een oude vrouw met een vroom voorkomen bij haar, zeggende: Kent gij mij niet, juffertje? Neen. Ik ben uw moeder. Toen had de oude vrouw de etenskast geopend, had gegeten en gedronken, had haar bed doen brengen en was gebleven.

Staan wij, Engelschen, dan zoo ver beneden de Franschen in zelfverloochening en in toewijding tot een arbeid, dien Christus zoo bijzonder heeft gezegend als een werk aan Hem zelven verricht, zeggende: "Ik ben ziek geweest, en gij hebt Mij niet bezocht."

»Ja, Mac Neil zal er misschien meer van weten." Dit zeggende verliet de ingenieur het salon en opende de deur van het kamertje van den sergeant. De sergeant was er niet. »Waar is Mac Neil?" vroeg Banks aan Goûmi, die ons aan tafel zou bedienen. »Hij heeft het kampement verlaten," antwoordde Goûmi. »Sedert wanneer?" »Sedert ongeveer een uur en op bevel van kolonel Munro."

Dit zeggende, legde hij het in mijn hand; toen ik er mij tegen verzette om zulk een geschenk van hem aan te nemen, voegde hij er op treurigen toon bij: Gij begrijpt, dat ik hier niet behoef te weten, hoe laat het is; de tijd duurt hier toch maar al te lang; ik zou er van sterven, als ik de uren tellen moest.

Dit zeggende, ging hij zitten en bleef een geruimen tijd, zonder te spreken, op den brief turen; terwijl Van Kinschot, die hem niet storen dorst, zwijgend achter hem stond en moeite had zijn ongeduld te verbergen. "Is er dan geen mogelijkheid, die cijfers te raden?" vroeg eindelijk de Prins.

Weer hief de prins zijn knots op en hij gaf weer een slag op het hoofd van den draak; maar blijkbaar had dit op den draak niet den minsten invloed, want hij wees weer onverschillig naar de plek, zeggende: "Weer heeft mij iets gebeten!"

Dit hoorde de monnik, dien de abt had bevolen 's kosters plaats te vervullen, en hij verwonderde zich. Haastig ging hij in de kerk en hij vond daar den koster, luidende de klok. Vol angst was hij, want hij had gezien, dat men den koster in den stok had gesloten, en hij ging tot den abt en de monniken, zeggende, dat de koster uit den stok was gebroken.

Dit zeggende, ging hij met den nar naar huis. Intusschen vervolgden de reizigers hun weg met een haast, die een gevolg was van de buitengemeene vrees van den Jood; menschen van zijn jaren houden anders zelden veel van snelle beweging.

Toen hij de golven zachtjes tegen den wand van het schip hoorde klotsen, sprak hij verder: De soep kookt, mijn zoon, de soep kookt, maar met dat fornuis kan ik geen vuur krijgen. Zoodra hij weer tot zijne zinnen kwam, vroeg hij naar den monnik. Waar is hij? Vet hij aan? En als zijn blik op hem viel, stak hij zijne tong naar hem uit, zeggende: Het groote werk wordt voltooid.

Hoe wil zij, een arm meisje van nog geen veertien jaar, dat niets weet, niets geleerd heeft, haar land te hulp komen? In dien zin antwoordt zij ook haren stemmen, zeggende: »Ik ben een arm meisje, dat kan paardrijden, noch oorlogvoeren«. Maar de stemmen houden aan, en laten haar niet los.