United States or Colombia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik heb daar tien Duitschers naar de andere wereld gezonden," voegt de knaap er trotsch en blufferig bij. "Diablo! Gij zijt een vechtersbaas," meesmuilt Guy. "'t Had anders niet veel om het lijf! Die Duitsche burger-avonturiers waren lang niet opgewassen tegen ons, Spaansche veteranen," antwoordt de vaandrig.

Zijne vrouw, eene Indiaansche van den stam der Pouinavés, ontvangt ons. Volgens het gebruik des lands begroet ik haar met een Ave Maria, waarop zij gratia plena antwoordt; vervolgens noodigt zij ons uit, hare woning binnen te treden. Haar echtgenoot is afwezig, maar zal zoo aanstonds terug keeren.

»Wie heeft den brand veroorzaakt?" vraagt hij, en Hector antwoordt: »De jonge baas heeft het gedaan." »Frits?" vraagt de Boer, en Hector en Schaap antwoorden beiden: »Ja." Jansen houdt zich vast aan den stam van den kastanjeboom naast zich, die zijn verbrande en verkoolde takken spookachtig omhoog steekt.

Wij hebben vandaag echter eenige hunner overhoop gestoken en wij zullen er nog meer naar de andere wereld zenden, eer zij het ons doen, ofschoon wij geen andere wapenen hebben dan onze tanden en nagels," want de beide mannen zijn genoodzaakt geweest, hun wapens weg te werpen, om naar de sloep te zwemmen. "Wij zijn niet aan den verkeerden kant van den Diemer dijk," antwoordt Guy op beslisten toon.

Niet alleen uwe zaak geldt het hier, antwoordt het kruis, maar die "der wereld gemene"; toen ik uw zoon ontving, was Hij een sterfelijk wezen, doch onsterfelijk zal Hij terugkeeren. Huichelaars beroepen zich alleen op Hem en willen van mij niet weten; doch niemand kan Hem genieten die niet met Hem geleden heeft. MARIA zwijgt: zij beseft dat het kruis waarheid heeft verkondigd.

Degelijk, oprecht, maar wat statig en koel is de vrijage in de kringen, die 't hart hebben van de juffrouwen Wolff en Deken, zooals van den kolonel Uto van Sytsama om de bedachtzame Coosje Veldenaar, die voorloopig zijn aanzoek afwijst: »Mijn hart is vrij« antwoordt zij hem, »maar ik heb geene de minste overhelling om van staat te veranderen en dat wel, al vorm ik mij van een op goede gronden voltrokken huwelijk geene schrikbeelden.

Daar treedt een zeekaptein, Haar bij de haven tegen, Wat, sprak ze, zal het zijn, Wat schoons hebt gij verkregen, Wat heerlijks brengt gij mede Uit overzeesch gebied, Uw schip ligt op de reede Maar hoe gij antwoordt niet? 'k Heb immers u belast Het kostelijkst in te laden Wat rondom de Oostzee was, En 't oog hier kan verzaden. Wie zich aan prijs mocht storen, 'k Vraag nimmer naar het geld.

»Ja," antwoordt zij ernstig, »dat geloof ik ook. 't Is beter nièt getrouwd dan slècht getrouwd." Het gesprek neemt nu eene andere wending, en grootmoeder Kloppers en de vreemdeling zitten met elkander te praten, zooals menschen kunnen doen, die elkander liefhebben.

Haar tranen, haar gebeden zullen u niet redden. Onthoud dat, mijn Guido, die in liefde ontgloeid zijt voor des tijgers welp!" "Waarom noemt gij haar zoo?" roept Guy toornig uit. "Ik heb er eigenlijk ook geen recht toe," antwoordt de schilder weemoedig.

Welnu, lieve moeder, zeg, wat antwoordt gij op mijn voorstel? Heb ik geen gelijk, en zie ik de zaken niet goed in?" »Ja, Joël; en mijn antwoord luidt," hernam vrouw Hansen, »dat Hulda en gij maar het noodige moet beredderen."