United States or Israel ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nog omzichtiger stond hij andermaal op en onhoorbaar verdween hij, om de lawang van Senawa op te zoeken. Nauwelijks echter was hij weg, of ook in den schijnbaar zoo vast slapenden Marti kwam leven. Hij schoof voort in de richting, waarin hij Amat had zien verdwijnen.

Waarom zouden we daarheen gaan? Het lijkt mij het verstandigst, zoo gauw mogelijk naar huis te gaan. De diamanten zijn toch verloren. Die zullen wel in bezit komen van den verrader, Amat. Ik hoop, dat de Sibaoe's hem snappen en zijn kop afslaan." »Misschien konden we hier vandaan gemakkelijk bij de Kenjaoe's komen. Als we in hun land zijn, weten we den weg naar huis."

Marti en Amat onderhielden zich met de Dajaks, die hun allerlei verhalen van den Goenoeng Lawit opdischten. Tegen het vallen van den avond keek Kees eens uit naar een geschikte plek om te overnachten. De gids vertelde, dat iets verder een paar zandige heuvels waren. Daar zou men goed kunnen kampeeren.

Bovendien zal ik Marti, uw helper, bijstaan in het werven van een paar Dajaks. Ik zal ze een paar amuletten geven voor niets." »Goed, Amat, help ons, zooveel in je vermogen is." »Wanneer gaan we vertrekken, heer?" »Over een paar dagen, denk ik. Zoodra ik mijn besluit genomen heb, zal ik het je zeggen. Eerst moet ik zeker zijn van mijn dragers."

Na dien avond nog wat gepraat te hebben met Senawa en enkele andere Dajaks, was Kees tamelijk vroeg gaan slapen. Ook Marti en Amat begaven zich ter ruste. Weldra was het stil in de gaanderij en scheen alles in diepen slaap verzonken. Inderdaad, zoo scheen het. Maar de listige Amat waakte. Na eenigen tijd rees hij voorzichtig op van zijn mat.

Dat gaat niemand iets aan. Waarom wil je dat weten? Jij hebt nu toch je zin. Je bent bij de Sibaoe's en nu kun je trachten, je amuletten te verkoopen." »Ik heb er reeds twee verkocht, heer," zei de slimme Maleier en Kees hoorde hem zachtjes lachen. »Jij bent een bijdehante rakker, Amat," lachte Kees nu ook.

Als u 't goed vindt, zou ik daarop willen wachten, om me dan weer bij u aan te sluiten." »Dat is goed, Amat. Ik denk, dat ik over een dag of tien terug ben. Dan verlaat ik dit land zoo spoedig mogelijk en kun je weer mee reizen." »Heel goed, heer," antwoordde de Maleier en na een onderdanige buiging gemaakt te hebben, ging hij zijns weegs.

Ook dit deden ze ten laatste niet meer. Het was eerst middag; maar beiden waren ze, door het zware werk en de voortdurende onzekerheid en angst, reeds doodmoe. Op een gegeven oogenblik verbrak Kees plotseling het langdurig zwijgen: »Nu weet ik het!" Verwonderd keek Marti op. »Wat weet u, heer?" »Wie die Amat is, die ons zoo valsch heeft verraden. Ik dacht al, dat ik hem meer gezien had.

Dat is me gelukt. Ik heb me slapende gehouden, totdat Amat naar Senawa ging; toen ben ik hem nageslopen. Kunt u me verstaan, heer?" »Ja, verder." »Ik hoorde, dat Amat alle moeite deed om Senawa's argwaan tegen u op te wekken. Hij zei hem, dat u later zeker terug zou komen met soldaten, als u eerst in dit land den weg maar kende. Hij raadde Senawa aan, ons te doen vermoorden."

»En toen?" vroeg Kees ademloos. »Senawa zeide, dat hij dit nooit durfde. Hij was bang voor de wraak van de Kompenie. Toen gaf Amat den raad, ons op een andere wijze onschadelijk te maken, door de djaloer te laten omslaan of zoo iets. Ook dat durfde Senawa niet.