Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 juli 2025
Het is al nacht en ge kunt nu niet met al die vrouwen en kinderen de wildernis in vluchten. Er is nog tijd genoeg. Al zouden de Sibaoe's dadelijk na mijn vertrek op weg zijn gegaan, dan kunnen ze naar mijn idee toch eerst over een dag of vijf hier zijn. Indien ze tenminste over den Goenoeng Lawit komen. Waar wilt ge nu heen vluchten?"
Langzaam ging het nu weer voorwaarts, om den Goenoeng Lawit af te dalen en voorgoed te verlaten. Een tweetal dagen sleepten ze hun verzwakte lichamen voort door dichte, donkere bosschen, zonder eenig teeken van menschelijk leven te ontdekken. Eindelijk, op den derden dag, kwam er aan hun lijden een einde. Bij het overtrekken van een riviertje stonden ze plotseling tegenover een paar Dajaks.
De Maleier ging nu Marti opzoeken, om hem te zeggen, dat zijn heer hem had toegestaan, de reis mede te doen. Beiden wendden nu hun overredingskracht aan op de betrokken Dajaks. Tegen den avond deelde Marti Kees mede, dat ze naar wensch geslaagd waren. De man, die in het voorgebergte van den Goenoeng Lawit wel gejaagd had, zou als gids optreden.
Dan praten we weer!" riep Kees vol vertrouwen. »We zullen ze wel krijgen, heer!" zei een der jongere mannen vroolijk. »Juist! Als de verkenners maar zorgen, dat zij ze geen oogenblik uit het oog verliezen." Toen de avond viel was de bala reeds dicht aan den voet van het hooggebergte. De grijze rotsmassa's leken hier al even ontoegankelijk als die van den eigenlijken Goenoeng Lawit.
Hij brandde van verlangen, om iets te vernemen omtrent de Sibaoe-dajaks en over den weg, die naar hun land voerde. Maar de berichten waren alles behalve gunstig. Om in het land der Sibaoe's te komen, moest men door een woest gebergte trekken, de Goenoeng Lawit geheeten. Het was een onherbergzaam oord, levensgevaarlijk voor den mensch. Het werd volgens hen bevolkt door de antoe's, de booze geesten.
Marti en Amat onderhielden zich met de Dajaks, die hun allerlei verhalen van den Goenoeng Lawit opdischten. Tegen het vallen van den avond keek Kees eens uit naar een geschikte plek om te overnachten. De gids vertelde, dat iets verder een paar zandige heuvels waren. Daar zou men goed kunnen kampeeren.
Nu en dan passeerde men nog een huis of een paar ladangs; maar de sporen van menschelijk leven werden steeds schaarscher. De laatste der meegeloopen Dajaks keerden terug en nu begon de eigenlijke reis. Kees verkeerde in groote spanning. Hij was verlangend kennis te maken met den Goenoeng Lawit.
Voor een gedeelte schenen deze begroeid met zwaar oerwoud, doch voor de rest vertoonden ze slechts kale, grijze rotswanden. De voorste Dajak wendde zich naar Kees en op het gebergte wijzende, zei hij: »De Goenoeng Lawit." Kees stond stil. Welke geheimen hielden die sombere steenmassa's verholen? Met een gemengd gevoel van verlangen en angst tuurde Kees in de verte.
»Waar komt u vandaan?" vroegen de Sibaoe's, want de plotselinge verschijning dezer drie mannen had de grootste verbazing bij hen opgewekt. »Wij zijn van den Goenoeng Lawit gekomen," zei Marti en wees achter zich naar de hooge bergtoppen. Deze mededeeling werd door de Sibaoe's met zichtbare teekenen van ongeloof ontvangen. Hun houding en hun blik werden wantrouwend.
Intusschen vertelden de twee gidsen de geschiedenis van hunne ontmoeting. Het verhaal van de tocht over den Goenoeng Lawit werd ook thans met ongeloof en wantrouwen ontvangen. Blijkbaar heerschte onder deze menschen dezelfde vrees voor dat gebergte als onder de Kenjaoe's. Maar ook kwam Kees tot de overtuiging dat de Sibaoe's zonder eenigen twijfel ergens in 't Noorden een goeden weg kenden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek