United States or Micronesia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ware zij aan wal geweest, dan zou een lap van haar manteltje, aan de takken van een struik vastgehecht, als eerste merkteeken hebben kunnen dienen om de verkenners op het spoor te brengen, die dat, eenmaal behoorlijk waargenomen, niet meer zouden hebben laten glippen. Maar op die rivier was zoo iets onmogelijk.

Deze verkenners verdwijnen weer en na een onbepaald tijdsverloop, van een paar minuten tot een paar uren en zelfs dagen, daalt plotseling een heel leger bijen uit de lucht neer en neemt bezit van de nieuwe woning.

Hoe meer men dit naderde, des te beter zag men, dat zich overal loodrechte rotswanden verhieven, die volkomen onbeklimbaar waren. Kees begreep er niets van. Hij werd ongerust. Van de Dajaksche tooververhalen geloofde hij geen woord. Toch vreesde hij voor een raadsel te zullen komen, dat hij misschien niet kon oplossen. Zijn eenige hoop was gevestigd op de handigheid en de slimheid der verkenners.

De Commissaris-generaal Nederburgh met gevolg, in 1798 te Pasoeroean zijnde, wenschte ook de kooltuinen van Tengger te zien. Er werden toen verkenners uitgezonden, die evenwel den weg te gevaarlijk vonden, zoodat een bezoek achterwege bleef. Sedert 1825 is de passage van en naar den krater zeer algemeen geworden.

Barend Greyling was met het bevel over de trek belast, en bevond zich aan het hoofd van de trein, door enige ruiters vergezeld; terwijl andere ruiters, op geruime afstand voor de wagens verspreid, dienst als verkenners of videttes deden, en weer een afdeling ruiters als achterhoede de trein sloot. Bij Greyling bevonden zich Dirk en zijn getrouwe Galant.

Het gezicht op hun verbrande bezittingen deed de wraakzucht weer opvlammen, welk gevoel zich aan de andere Kenjaoe's mededeelde. Tegen den avond vond men twee mannen aan den kant van den weg zitten. Het waren twee der verkenners. Een van hen verscheen onmiddellijk voor Kees en Petinggi Datoek, om verslag van zijn bevindingen te doen.

Kees was in een buitengewoon slecht humeur. Hij meende op het gezicht der verkenners te lezen, dat ze zich heimelijk verheugden over de onmacht van den blanke. Dit prikkelde hem, te meer, daar hij weer een druk gemompel hoorde over de raadselachtige tooverkunsten der Sibaoe's. Raadselachtig was de toestand inderdaad. Maar hij zou en hij moest het geheim onthullen.

De verkenners richtten zich naar het zuiden; een groot aantal watervogels en zeehonden vluchtten bij hun nadering, reeds wanneer zij hen van verre zagen komen. "Het is niet voor de eerste maal," merkte de reporter op, "dat deze dieren menschen zien. Zij vreezen hen en dus kennen zij hen."

Het zijn verkenners van het rooverkamp en zij zijn er op uit om de zwakke volken te ontdekken, die een gemakkelijke prooi zijn voor een sterkere roovermacht. Sterke volken behoeven geen roovers te vreezen; zij houden het altijd wel uit tegen een aanval, en daarom worden zij gewoonlijk ongemoeid gelaten.

Reeds den volgenden dag kwamen de verkenners melden, dat de bala der Sibaoe's naderde en den dag daarop reeds verwacht kon worden uit de richting van een dorp, genaamd Seboeloeh. Onmiddellijk toog Kees met Petinggi Datoek en anderen er op uit, om langs dit pad een geschikte plek voor een hinderlaag te zoeken. Op ongeveer twee uren afstands van Tapang vond men een uitstekende plaats.