Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 juni 2025


Na kort onderling beraad zei een der Dajaks: »We zullen onze jacht opgeven en u naar Senawa geleiden, doch dan zult u ons zeker ruim beloonen?" Kees bevestigde zijn belofte en spoedig was men, nu met zijn vijven, op weg. Tegen den avond bereikte men een afdakje, dat pas gemaakt scheen. Inderdaad was het de plaats, waar de beide jagers den vorigen nacht hadden doorgebracht.

Weldra zaten beide in de kleine lawang van Senawa, zonder verder gezelschap, druk te praten. »Ik kom zoeken naar steenkool, Senawa!" »Dat heb ik gehoord, heer, maar er is hier niet veel in de buurt. U zult tevergeefs zoeken. Wij zelf hebben veel moeite, om de voor onze wapensmederij benoodigde steenkool te vinden. Meestal gebruiken wij houtskool."

Nu weet ik het en nu zijn de diamanten voor mij." Voorzichtig keek hij, alvorens de lawang te verlaten door een spleet. Er was geen onraad en de deur openend stapte hij zoo vlug mogelijk naar buiten. Reeds den volgenden dag kwam Senawa aan Kees mededeelen, dat hij een gids en een drager had gevonden, die bereid waren hem van dienst te zijn.

Hij zou, als hij een eind deze rivier opgevaren was, Marti met dien man achter laten en geheel alleen de diamanten gaan halen. Maar vooraf moest hij Metoedjoe zien te bereiken en vriendschap sluiten met den invloedrijken Senawa. In den vroegen morgen van den volgenden dag ging het gezelschap alweer op marsch, geleid door de beide Dajaksche jagers.

»U moet weten, heer, dat ik Amat niet erg vertrouwde; al een paar malen had ik gemerkt, dat hij met Senawa sprak doch dadelijk zweeg, als ik er bij kwam. Dat beviel me niet, en ik besloot hem in 't oog te houden. Zoo kon ik afluisteren, dat ze van avond, als wij sliepen, elkaar zouden ontmoeten in de lawang van Senawa. Ik bleef dus wakker, ten einde te trachten dat gesprek te beluisteren.

Ouder gewoonte rekenden ze er op, dat de Kenjaoe's diep in de bosschen waren gevlucht. Weldra waren er een veertigtal gepasseerd. Daar zag Kees het hoofd der Sibaoe's, den valschen Senawa. Hij was in druk gesprek met een reusachtigen Dajak, die vlak achter hem liep. »Het geluk is mij gunstig," mompelde Kees. Hij legde aan op Senawa.

Dat is me gelukt. Ik heb me slapende gehouden, totdat Amat naar Senawa ging; toen ben ik hem nageslopen. Kunt u me verstaan, heer?" »Ja, verder." »Ik hoorde, dat Amat alle moeite deed om Senawa's argwaan tegen u op te wekken. Hij zei hem, dat u later zeker terug zou komen met soldaten, als u eerst in dit land den weg maar kende. Hij raadde Senawa aan, ons te doen vermoorden."

»Ze komen misschien nog wel terug, de weg is ver en zeer moeilijk," zei Kees bemoedigend, ofschoon hij het zelf niet geloofde. Daarop ging hij verder met zijn verhaal. De ontvangst bij de Sibaoe's; zijn ontmoeting met Senawa; het verraad van Amat; de vlucht over de rivier. Dat alles werd aangehoord met levendige belangstelling.

Een tweetal dagen liepen ze door zonder gebeurtenissen van eenig belang te beleven. Toen bereikten ze het groote dorp Metoedjoe, waar ze het Sibaoe-hoofd Senawa aantroffen. Metoedjoe bestond uit twee zeer groote huizen. Deze waren verbonden door een paar halve boomstammen, welke als brug dienst deden. Ook hier zag Kees vele onmiskenbare teekenen van gehouden sneltochten.

»Misschien nog één of twee blanken en verder zouden de Dajaks veel geld kunnen verdienen door te werken. Soldaten komen er zeker niet." De Dajak scheen eenigszins gerustgesteld. Hij zeide althans: »Ik zal een paar menschen voor u zoeken, heer." »Goed, Senawa, denk aan de belooning." Kees verliet de lawang en weldra trad ook Senawa naar buiten.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek