United States or Algeria ? Vote for the TOP Country of the Week !


En zoo stonden zij langen tijd starend naar het gele licht door het loof van de boomen, hun beider ademhaling was geregeld en zacht. En toen Mevena haar oogen opsloeg en hem aanzag, zeide hij: "Kom meê naar Simon en Josse " Maar hij wist het van te voren, zij schudde het hoofd. "Neen, ik kan met u niet meêgaan. Mijn vader is dichtbij, daar ga ik heen." "Maar uw vader..."

Simon nam Doening onder den arm en in de eenzame vestibule: Ge hebt nu gehoord, sprak hij kort; en ik heb geen geloof meer in Krist, die mij gruwelen doet. De belofte die ik u eens deed ik kan ze niet houden. Doening drukte hem zijn beide handen op de schouders. Hij zei heel zacht: Blijf helder! Blijf helder, mijn zoon! Uw God is het, die over ons allen, die over mij een nacht heeft geworpen.

Simon kende hem ook wel, door zijne reputatie, die niet al te best was; hij zwierde geweldig, gebruikte warme baden en droeg geen gouden krekeltjes meer in het haar, zooals de Atheners in hunne hoedanigheid van autochthonen sedert menschenheugenis gedaan hadden.

Daarop vertrouwend had hij in den afgeloopen nacht en morgen de paarden der ruiterij doen inschepen ten einde, zooals Simon ondersteld had, met het leger te volgen en op een ander punt van Attika te landen.

Vere wilde haar bedaren: Wat zijt ge toch onredelijk, liefje! Eer een maand verstreken is, hebben we weer dien goeden Simon bij ons. Hij heeft immers niets misdaan, hoegenaamd niets! Hij is te goed, hij heeft zich met eene verdachte zaak laten inschepen, hij weet niet wat slecht is .... Zij nu maar rustig. Ho! ho! En is dat daar altijd donker waar hij is? En zijn daar ratten? Onzin!

Wat zou er toch op die vliering zitten, denkt gij wel, Simon?" "Dat raakt u niet," antwoordde Legree. "Zoo, niet?" hervatte Cassy. "Welnu, ik ben in allen gevalle blij, dat ik niet meer onder de vliering slaap." Daar Cassy verwacht had dat de wind dien avond zou opsteken, had zij het vlieringvenster opengezet.

Na afloop van den maaltijd was een wagen, bespannen met witte muildieren, verschenen, waarop nevens Simon en Demetria eene plaats was toegekend aan Aischylos, die bij de plechtigheid als bruidsleider was opgetreden.

Doch telkens als de aandrang der vijanden te groot werd en er steeds weer nieuwe opdoemden in ontmoedigende hoeveelheid, bespeurde Simon in zijne nabijheid den geheimzinnigen man, op een Attischen boer gelijkend, met zijn vreemdsoortig wapen in het rond slaand, verpletterend wie onder zijn bereik kwam.

Op het plein in veiligheid zijnde, bekende hij u zijn zonderling voorgevoel, en toen sprongt gij de trap op om .... mij te redden.... maar toen, te gelijk, brak uit, te vroeg, de dondering .... Mijn schrik duurde niet lang. Ik was zeker dat gij het gevaar ontkomen waart. Welke redenen had gij toch om zoo te denken? vroeg Simon.

"Ik heb een helschen nacht gehad," zeide hij tegen Cassy, die juist de deur inkwam. "Gij zult er nog wel in overvloed krijgen van dezelfde soort," antwoordde zij droogjes. "Wat meent ge daarmee, karonje?" "Dat zult ge wel eens ondervinden," antwoordde Cassy even droog. "En nu, Simon heb ik u een raad te geven." "Wat duivel zal die zijn?"