United States or South Georgia and the South Sandwich Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


't Swaert is getrokken, certeyn Godts wraec naect, 't Swaert is getrokken, daer Joannes u schrijft, 't Swaert is getrokken, dat Apocalypsis maect naect, 't Swaert is getrokken, ghy werd nu ontlyft. 't Onschuldig bloet, dat ghy heft vergoten, 't Onschuldig bloet roept over u wraeck; 't Onschuldig bloet te storten heeft u niet verdroten, 't Onschuldig bloet dat dronckt ghy met den draeck.

De schuiten werden langs een in het ijs gegraven of in de sneeuw gedolven pad naar het strand gesleept, en den 13den Juni in zee gelaten. Nu, "sich aen Godts genade overgevende", verlieten de pelgrims het onherbergzame strand, waar zij langer dan zes maanden hadden vertoefd. Er waren twee zieken onder de bemanning: Barentsz zelf en zekere Claes Andriesz; in iedere boot werd er een opgenomen.

Ick noem dese menschen onkristelyk, omdat sy groetelyks sondigen tegen de liefde en de regtvaerdigheydt Godts, want ten eersten sondigen sy tegen de liefde, die ons leert: Quod tibi non vis fieri alteri ne feceris. Dat gy niet en wieldt dat u geschied Doe dat ock aen uwen naesten niet. Wie is er die soude willen, dat sulks aen hem soude geschieden; ergo doet het niet aen uwen evenaesten.

B. 1, d. 2. § 5. O. c. l. 1 c. 1 § 10. cfr. "Inleiding" enz. Daar wordt gezegd: Aen geboren wet in den mensch is ... met verbintenisse van Godts wegen om 't zelve te doen. Zijn broeder Willem zegt in zijn werk over natuurrecht.

Theodorus Clutius, zoo hij zich op zijn Latijnsch betitelde, verdeelde zijn geschrift in 3 boeken: "I van de Biën inhoudende, van de nature, eygentschap ende hare ordentlycke regeringe, die sy met haren coninck onder malkanderen onderhouden; II van de regeeringhe der Biën, leerende hoe men die op 't profytelyckste voeden ende regeren sal; III van den Honich, tracterende wat nuttigheydt ende profyten dat men daer uyt can cryghen, ende wat men daer van can maken". Deze boeken zijn wederom in kapittels onderverdeeld en het geheele werk is gesteld in den vorm van samenspraken, die besloten worden met de volgende ontboezeming van zijn ondervrager: "Het is my gewest een genuchte om te hooren, verstaen hebbende al, dese wonderlyke werken die God hier boven in dese cleyne creaturkens geschapen heeft: En wel te recht mach David in syn Psalmen seggen dat Godt wonderlyc is in Syn doen en werken, en dat se ooc onbegrypelyc syn want men vint in dese creaturkens veel ongelooflyck en ongehoorde dingen, noch langs so meerder, dan men oyt te voren geweten heeft: wille daerom deur dese cleyn dierkens bemerken Godts wonderwerken!

Junius te Leiden, die eens zeide: »men moet de joden onder de christenen dulden... dewijl het geloof een gaeve Godts en sij daerenboven onze broeders sijn van nature... en oock de kercke uit joden en christenen moet versaemelt wordenTreffende woorden voor het jaar 1612, waarin ze zijn opgeteekend!

In het formulier dan »om den houwelicken staet voor de gemeente Christi te bevestigen« luidt het: »Overmits den gehouwden gemeynlick velerhande tegenspoet ende kruys van wegen de sonde is toekomende; opdat gij N. ende N., die uwe echtelicke verbindinge in Godts name opentlick alhier in de kercke wilt laten bevestigen, oock in uwe herten versekert zijn meugt van de gewisse hulpe Godts in uwen kruyce...« volgt eene uiteenzetting van het doel des huwelijks, daarna stelt de dienaar de vragen, waarin o. a.: »Bekent gij voor Godt en dese gemeynte, dat gij genomen hebt ende neemt tot uwe wettelicke huysvrouwe...« en desgelijks tot de bruid: ... »dat gij genomen hebt ende neemt...« en eindelijk geeft hij den zegen: »De Vader der barmhertigheydt, die u door sijne genade tot desen heyligen staet des houwelicks beroepen heeft, verbinde u met rechte liefde ende trouwe ende geve u sijnen segen«.

Simon Petrus dan antwoordde hem: Heere, tot wien sullen wij henengaen? ghij hebt de woorden des eeuwigen levens. Ende wij hebben gelooft ende bekent, dat ghij sijt de Christus de Sone des levendigen Godts." Vader sloot het heilige boek en zette het weder op zijn plaats. "Dierbaar ?" vroeg moeder aan Jannetje. "Ja moeder, die tekst is mooi genoeg," stemde haar dochter toe.

Het staat zoo onschuldig in het trouwboek te Vianen op 20 Juli 1604: »Compareerden joncker Balthasar van der Vecht en jonckvrouwe Theodora van Weer en hebben, na voorgaande geboden, voor den stadhuyse alhier gedaen, malcanderen bij desen getrouwt ende beloeven de een den anderen nyet te verlaten volgens Godts inzetten.

Verlinden zag geen reden om langer buiten te blijven staan en voegde zich weer bij zijn vrienden. De dienst werd voortgezet; de gemeente zong Psalm 68:8. "Godts bergh die is seer wonderbaer, Gelijck Basan den bergh voorwaer Staet hij hoogh onbesweken. Wat is 't dat gy bergen rebel, Met al uwe...."