United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eva's slanke gestalte zweeft naar haar kostbaar instrument; en, nadat ze al ras met groote kunstvaardigheid en kracht een wegsleepend praeludium deed hooren, zingt ze nu met haar overheerlijk sopraangeluid: Vraag aan den nachtegaal toch niet, Als hij zijn plechtig avondlied Zoo rein welluidend klinken doet: "Waarvoor ontvingt ge als prijs of loon "Een stem zoo schoon, "Zoo wonderzoet?"

'k Wil dan van daag uwe wetten betragten; Daar gij ook kinderen zegenen wilt. Het licht der zon Begon Alreê te kwijnen; De maan Ving aan Zo schoon als ooit te schijnen; Toen lieve Cris, Een meid, naar 'k gis, Van agt of negen jaren, Haar kleine citer nam, En hupplend bij mij kwam; Zij paarde lagchend stem en snaren; En zong het vrolijk avondlied, Dat gij hier uitgeschreven ziet.

En eindelijk met de Christelijke gemeente dien stemmenden avondzang: 'k Wil U, o God, mijn dank betalen, U prijzen in mijn avondlied. Het zonlicht moge nederdalen, Maar Gij, mijn licht, begeeft mij niet. Dan trilde Moeders stem. Zij was weer in de pastorie van haar kinderjaren. Liefelijke schemeruren. Hoe heerlijk toch, dat alle uren van den dag hun eigen kleur en toon hebben.

Het was een zoele avond; geen windje bewoog zich; aan den gezichteinder werd een donkere wolk zichtbaar, een flauw weerlicht wierp van tijd tot tijd een geelachtig schijnsel op den omtrek; nachtegalen zongen in het struikgewas, en in de verte klonk het gezang der jonge knapen, die uit volle borst een avondlied aanhieven. "Ik weet niet, wat mij scheelt," zeide Liesje, diep ademhalend.

Zij zongen het avondlied van de zon, die haar dagreis voleindigt, en van de aarde in wier wenteling paradijsglans plaats maakt voor diepen nacht maar de geesten, die het tweede gedicht openen, zingen het lied van de juichende ontwaking des Lichts: "Schouw, zoo roepen zij tot den slapenden Faust, naar den glans, die ginds verschijnt!

De onbedagtzaamheid. De vogel op de kruk. Aan mijn kleine lezers. Jantje en het konijn. De zingende Willem. Morgenlied. De kleine zangster. Avondlied. De verkeerde vrees. De liefde tot het vaderland. De vegtende jongens. Het onweder. Claartje bij de schilderij van hare overledene moeder. De verwelkte roos. Mietje bij het clavecimbaal. Het verstandig antwoord. Het geweten.

Zij zingen het avondlied: nu de zon ter kimme daalt, verheffen zij, naar vrome gewoonte, hunne harten tot hunnen Schepper en brengen hem hunne eerbiedige hulde. De volgende morgen brak aan in duisternis.

Nu kan men dit van buiten af wel eenigszins verklaren door zijn indruk na te gaan en te zeggen: 't woordje "heel" is zacht van klank en "zeer" is hard, "heel" is bekoorlijk door natuurlijkheid, "zeer" is wijsneuzig deftig en in deez' regel waar een liefdeklacht ten einde droomt zoo als eens verren wandlaars avondlied versterft, klinkt 't woordje "heel" alleen.

Het avondmaal geëindigd, schaarden de manschappen zich staande, met ontblote hoofden, om de Kommandant, die een kort maar vurig gebed van dank voor de genoten zegeningen, van kinderlik vertrouwen voor de toekomst uitsprak, en daarna, door allen gevolgd, de schone avondzang, Gezang 180 aanhief: 'k Wil U, o God! mijn dank betalen, U prijzen in mijn avondlied; Het zonlicht moge nederdalen, Maar Gij, mijn Licht! begeeft mij niet.

Het was donker geworden, zoo donker het namelijk in eenen helderen Juni-nacht worden kan, als des nachtegaals avondlied en des leeuweriks morgenzang elkander opvolgen gelijk adagio en scherzo eener symphonie; als de sterren den tijd nauw vinden om even te flonkeren tusschen de schemering die ze ontsteekt en de schemering die ze doet verbleeken; als het amber aan de westerkimme even pas vergrauwd is, of ziet Auroor begint in het oosten den sluier al weg te schuiven van haar rozig aangezicht!