United States or Suriname ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wel anders dan destijds, Gwinebant, zei Lancelot; toen bij iederen tred Aventure zich voor deed. Draken, zekerlijk, ontmoetten wij nimmer, maar zoo als ik u, Lancelot, met Gawein eenmaal verlost heb uit den Dale van den dollen Dans, zoo ga ik toch heden Gawein verlossen met u, Lancelot, uit de Valleie der Ontrouwe Ridderen.

En zij reden voort, steeds voort, niet wetende waarheen en vertrouwende, dat zij wel door bewaarengelen zouden worden begeleid, zoo niet dadelijk aan het einddoel der queste, dan toch tot Aventure.... Zoo als in het Leven, zeide Lancelot wijsgeerig. In het Leven? vroeg Gwinebant, als een knaap. Waar het Aventuur is het Goede en het Kwade, als in de queste, zeide Lancelot.

Zij bleef dus een oogenblik bleek, recht op haar ros, sidderende van ingetoomde ontroeringen, toen zij zag, dat de twee overblijvende Noordhumberlanders zich wierpen op Gwinebant, zijn schild slechts tusschen hen en hem, want niet kon hij richten zijn speer meer.

Keye, met zijn bos sleutels, hinkte weg, om bevel voor het noenmaal te geven en Merlijn riep tot Mordret en Didoneel: Didoneel en Mordret, komt gij ook in mijn burcht deez' nacht? Wij zullen komen, Merlijn!! stemden haastig de twee ridders toe, opschrikkend uit heimelijk tweegesprek. En gij, Gwinebant? vroeg Merlijn.

Zij lachten allen in den nog bewolkten noen. Zij lachten luide en schor. Het Wonder! riep Gawein, geheel ontwaakt. Het Aventure, dat zich eindelijk meldde! O, ik geloof er aan! Gaan wij, mijn zoete gezellen, Lancelot en gij lieve knape, Gwinebant. Ik zal het achterhalen, het Zwevende Scaec!

En toen zeide Gwinebant tot Ysabele, in den droom: O schoone jonkvrouwe, ik heb u lief, want gij zijt de roze, die over alle andere bloemen vol van deugd bloeit in schoonheden.

Want ik omhelsde u in deze maniere.... En hij kuste haar en zij kusten malkanderen zoo als zij malkander in den droom hadden gekust en heel lang. Ik droomde u iedere nacht, na dien, zeide Ysabele. Ik droomde u ook iedere nacht! lachte Gwinebant verbaasd. Iedere nacht, zeiden zij beiden en kusten malkanderen lang. Ridder zijt gij van Koning Artur, zeide Ysabele.

Gedenk u des, Ysabele, gij gaaft mij de mouwe ten lesten tornooi...? Ik en vergat het nimmer, Gwinebant... Gij streedt en verwont te mijner eere... Ik dacht sedert steeds aan Ysabele... Ik dacht sedert steeds aan Gwinebant... Merlijn luisterde om een hoek: hij was nu héél oud en de maan zilverde in zijn baard. Ik droomde u, zei Ysabele. Ik droomde u ook! zei Gwinebant en lachte verbaasd.

O Gawein, hoe zoude ik Gwinebant gaan beminnen! Zoo zulke min, mijn Gawein, ware uw dood! Zoude ik uw dood willen en Gwinebant gaan beminnen? Ik en zoude het niet kunnen, Gawein! Zoo zeg mij, o Ysabele, zoo zweer mij, o Ysabele, dat gij noch Lancelot noch Gwinebant bemint! Want ik twijfelde tusschen die beiden, wie gij, o Ysabele, beminnen konst!

Zaagt gij ooit Gwinebant, Ysabele? Ik zag hem eene male.... Tijdens het tornooi, lesten jare.... Ik gaf hem mijne mouwe, die hij vast hechtede aan zijn helm.... Sedert, sedert zag ik hem niet meer.... Nooit meer, Ysabele? Nooit meer? Ik en zag hem nooit meer, mijn oom, zeide Ysabele en glimlachte nu zacht en zij sprak niet van hare droomen.