United States or Greece ? Vote for the TOP Country of the Week !


En toen zeide hij: Voorwaar, mijn lieve Lancelot, deze knape, die bloeit anders een roze gelijk, boven alle zijne gezellen van Tafel-Ronde, kwijnt den lesten tijd, als een gebrokene lelie.... Bij mijne trouwe, niet moeilijk is het te raden wat hem scheelt. Hij drijft rouwe, onze lieve Gwinebant, om liefdes wille, wees des ghewes! Gwinebant, is dat niet zoo?

De dwerg grinnikte; de zon stond nog hoog aan het namiddaggeluchte en de zonnebloemen langs de muren en grachten straalden den gouden gloed terug... Toen grinnikte de dwerg en fluisterde: Hoor, mijn zoete knape! Ik en ben niet zoo dul als zij denken! De baroenen dwongen mij den burcht binnen te rijden en de garsoenen spanden het rosside uit.

Toen reden ridder en schildknaap maar weet wel, die was Alliene, o lezer! de rivier langs; zij verdwaalden en Gawein, die bespiedde of niet wederom Aventuur hem zoû ontmoeten, zeide: Mijn welschoone knape, Amadijs, Aventuur ontmoet niet meer iederen dag van zijn queste den dolenden ridder, schijnt het; vermoedelijk is het beducht geworden telken male zich te openbaren op dezen gladden weg, dien ik meer dan een maand geleden ben afgëijld in Morgueine's tooverwagen.

Toen zag Gawein om zich rond en zeide en wees: Wellieve Amadijs, mijn schoone knape, zie deze kemenade; ik ken haar van Destijds en op dit tooverbedde heb ik geslapen, nadat ik met de draken gekampt had, de moederdrake en de vier felle serpentenjongen en in minder dan een nacht was ik genezen van mijne wonden.

Maar hoort mij verder aan, o ridderen: geheimenis is niet meer van noode; neen, ik ben geen knape maar eene rampzalige jonkvrouwe: ik ben Alliene en Gawein beschermde mij toen Mordret en Didoneel mij ontschaakten uit den burcht mijns vaders! Uitroepen van verrassingen en van verontwaardiging ontsnapten Koning Arturs ridders.

Want weet, wellieve knape, dat wij zijn zeven ridderen van Tafel-Ronde en dat wij zoeken Mordret en Didoneel, die zijn van Camelot gegaan en zij kwamen niet meer weêrom, zoodat onze heer Koning ons heette hen te zoeken; zij zijn hem harde dierbaar en hij vreest voor hunne levens.... Ik ben die gone, die is Bohort; mijn gezelle, hier naast mij, heet Ywein....

De Koning, zoo krachtig en fier nog, vergeleken bij den weemoedigen grijsaard, die hij nu was.... Gawein, reeds ernstig, maar even jeugdig als zij allen toen waren geweest.... Gwinebant, bijna een knape, van achttien lentes nauwelijks.

Zij lachten allen in den nog bewolkten noen. Zij lachten luide en schor. Het Wonder! riep Gawein, geheel ontwaakt. Het Aventure, dat zich eindelijk meldde! O, ik geloof er aan! Gaan wij, mijn zoete gezellen, Lancelot en gij lieve knape, Gwinebant. Ik zal het achterhalen, het Zwevende Scaec!

Verder Knaap, Cnaap en Knape, met den patronymikalen form Knaapen, en, als verkleinwoord met de frankische klankwyziging, Kneepkens; dat is: de zoon van den kleinen knaap. Het woord knaap in deze namen kan ook de oude beteekenis van schildknaap, in de middeleeuen gewoonlik enkel cnape, hebben. In dit geval behooren deze namen eerder by die, welke op bl. 325 vermeld zijn.

Ysabele naderde den schildknaap. Zoete en schoone knape, zei de princes. Zijt gij krank? Gij en volgt niet uw heer en alle kleur besterft op uwe kaken! Darf ik u bijstaan, lieve Amadijs? Lace, mijn hooge jonkver! zei Amadijs en sloot de oogen. Ja, ik gevoel mij krank tot mijnen toren en zal mijn heere Gawein niet volgen kunnen in zijne queste!