Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juli 2025
Er is nog eene kleine groep van maagschapsnamen, die eveneens tot de namen van algemeenen aardrijkskundigen aard moeten worden gerekend. Velen daar van zijn reeds, verstrooid onder de reeds behandelde groepen, in dit werk ter loops vermeld. Deze namen gaan op man uit, of, in patronymikalen form, op mans.
Eene eigenaardige uitspraak die nog zoo veel te flauer wordt, wanneer eene n de g voorafgaat, en daar door de letterverbinding ng geboren wordt, die eigenlik als eene byzondere, op zich zelve staande letter aan te merken is, zoo als in den patronymikalen uitgang inga het geval is.
Ook schijnt het wel voorgekomen te zijn dat de hoofden van sommige geslachten, die den zelfden patronymikalen geslachtsnaam voerden, ofschoon zy niet verwant waren, in 1811 overeenkwamen om hunne namen voortaan op verschillende, aan de uitspraak niets afdoende wyzen te schryven, ter meerdere onderscheiding; Kamminga b. v. en Kammenga, Raadersma en Radersma, Attama en Attema.
Of de friesche geslachtsnaam Sonnega ook tot de versletene vadersnamen behoort, meen ik te moeten betwyfelen. Te meer nog, wijl Sonningha de naam van een thans uitgestorven friesch geslacht geweest is. Dit ga als uitgang van friesche plaatsnamen verwarre men niet met den lettergreep ga van den frieschen patronymikalen uitgang inga. Nicolaasga = St. Nicolaas'dorp; Oudega = Ouddorp, enz.
De oude Nederlanders schreven den uitgang ing gewoonlik als ingh en ook wel als inghe; b. v. coningh, oeffeningh, vergaderinghe, enz. En zoo schreven zy den patronymikalen uitgang van geslachtsnamen ing ook wel als ingh en inghe. By sommigen onzer hedendaagsche patronymikale maagschapsnamen is die oude form nog bewaard gebleven; b. v. by Abbingh, Bussingh, Coelingh.
Dit is, onder anderen, vooral het geval in onze noordelike en noordoostelike gouen, onder de friesche en friso-saksische bevolking dier gewesten. En waar men zulke woorden zóó uitspreekt, daar laat men natuurlik die toonlooze e ook hooren achter den patronymikalen uitgang der geslachtsnamen. In Drente en in de zuidelike gouen van Groningerland komt dit meest voor.
Nog veel meer boekstaafden zy hunne eigennamen alzoo, en die oude spelling vinden wy nog in sommige hedendaagsche geslachtsnamen terug. Hier dienen eenige maagschapsnamen, in nieuen patronymikalen form, welke die vreemde letter behouden hebben, vermeld te worden. Het zijn mansvóórnamen die op zich zelven eene k tot eindletter hebben; b. v. Hendrik, Dirk.
Aleen in zooverre als men deze namen beschoud als plaatsnamen, als namen van staten en saten, en er dan van voor plaatst, geven zy eenen drageliken zin. Immers die staten en saten, die den patronymikalen naam dragen van het geslacht, dat er eerst in eigendom op gezeten was, b. v.
De hoogduitsche form van dezen naam, Ziegler en Ziegeler is mede niet zeldzaam hier te lande, en komt ook, half-verdietscht, als Ziegelaar voor. De tegelbakker behoort ook tot dit gilde; in den patronymikalen geslachtsnaam Teegelbeckers vindt men zijn kunstmatig handwerk genoemd. De looier draagt, vooral in de zuidelike gewesten, nog wel den oud-nederlandschen naam van huidevetter.
Die byzondere samenvoeging van een' frieschen voornaam en een' saksischen patronymikalen form in één en den zelfden geslachtsnaam, weet ik anders niet te verklaren dan door aan te nemen dat een Fries, die het patronymikon Thiadinga, Tjadinga als toenaam voerde, zich buiten zijn vaderland onder eene saksische bevolking vestigde, waar zijn naam, door den invloed van het saksische taaleigen zyner nieue landgenooten, al spoedig de kenmerkende a als uitgang verloor en de saksische klankwyziging aannam, dus eerst Tjading, dan Tjäding, dan Tjeding werd, allengs ook nog meer den saksischen form als Tjedink vertoonde, om eindelik tot Tjeenk te verslyten.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek