United States or Myanmar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het nageslacht van Herman Poppink behield dezen toenaam, en toen de tijd kwam, in 1811, dat men zich vaste geslachtsnamen kiezen moest, lieten zyne nakomelingen zich als Poppink inschryven. Zoo dat de naam, die zy nu reeds honderd jaren en langer als vaste toenaam hadden gedragen, hun vaste geslachtsnaam werd en tot den dag van heden bleef.

Zulke boerderyen dragen dan nog heden wel den naam van »de Kloosterhoeve" of »de Kloosterplaats," en de boer die er woont, wordt nog wel »de Kloosterboer" genoemd. Deze toenaam is ook een vaste geslachtsnaam geworden: Kloosterboer.

En zoo die zoon dan van dien toenaam zijns vaders een patronymikon, voor zijn gebruik, wilde maken, dan zou hy zich Jan of Piet Des Kinds moeten noemen. Maar de bestaande geslachtsnaam is duidelik een meervoudsform: Der Kinderen. Aan een patronymikon valt hier dus niet te denken.

Zoo fijn, zoo natuurlijk, zoo meesterlijk had zijn broeder het kleine vliegje voorgesteld. Men voegt er bij, dat de Lelatteur's op die wijze den toenaam van Mouche gekregen hebben. Van dit alles zal wel geen woordje waar zijn. Wij hebben inderdaad geene enkele oorkonde kunnen vinden, waarin een Lelatteur als schilder aangeduid wordt.

Ik behoef U slechts te wijzen op het geval, door de onbescheidenheid van sommige dagbladen met naam en toenaam aan het licht gebracht, van een beeldhouwster, die hier in Amsterdam werkte en die plotseling van sexe is veranderd en nu als beeldhouwer in het buitenland vertoeft; ik behoef U slechts het proces-Moltke contra Harden te noemen, dat kort geleden in Berlijn is afgespeeld; ik wil U wijzen op de twee rechtzaken hier in de laatste jaren behandeld, waarbij de aangeklaagde beschuldigd werd onzedelijke homosexueele handelingen met minderjarigen te hebben gepleegd.

De toenaam, het patronymikon Albertszoon, spoedig door het vele gebruik tot Albertsen versleten, of tot Alberts ingekort, kwam als een vaste toenaam, weldra als een vaste geslachtsnaam voor de kinderen en verdere nakomelingen van Hendrik Albertszoon in gebruik, en bleef tot op onzen tijd in het leven.

Zoo vinden wy te Amsterdam eenen burger die den naam draagt van Jonge-Jan Doet-er-niet-toe , en te Leiden, omstreeks den jare 1400, eenen koopman die Jan Blijf-hier heet. De man voldeed niet aan het bevel dat in zynen toenaam opgesloten was. Immers hy bleef niet te Leiden, maar vertrok naar het land van Schonen in Zweden, waar hy stierf.

Geert was de zoon van eenen man, die Albert heette, en die Albert de Jager genoemd werd, omdat zijn vader een bekend jager was, en deze dien toenaam de Jager reeds by zijn leven gedragen had. Want die oude jager, even als zyne voorouders voor hem, en zijn zoon Albert na hem, had geenen vasten geslachtsnaam, geen patronymikon.

Dit to den Harlingen werd eerlang, door afslyting en in 't snelle spreken: to 'n Harlingen, to Harlingen. En deze plaatsnaam, oorspronkelik een toenaam voor menschen, gaf op zyne beurt weer oorsprong aan eenen geslachtsnaam, aan Van Harlingen.

Dan liep je ieder oogenblik gevaar, een breuk te vallen of je op andere wijze aan dat ijzer te kneuzen. Maar dat maakte het genot nog grooter. Denkt de verbiedzieke volwassene er wel eens aan, dat iedere nieuwe belemmering nieuwe aanvalsdriften oproept? Welken medescholier herinner ik me nog met naam en toenaam? Het is Hendrik Busman. En waarom is hij het? Omdat hij zoo goed leeren kon?