United States or Falkland Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


En ook in hem was weemoed: de weemoed, dat hij haar leiden moest door duisternis, over onzichtbare paden, langs rijen van onzichtbare boomstammen, die haar schrammen en kneuzen konden, dat hij haar leiden moest door een donker bosch, door eene zee van zwart, door eene inkt-duistere sfeer, terwijl zij terugkwamen van den hemel, waar alles licht en alles geluk was geweest, zonder weemoed, en duister.

Toen het meisje over het grasveld door den boomgaard wegging, zag Liesbeth haar na. "Hoe anders ging ze heen dan ze was gekomen! Zou ze dit kind, dat zich aan den oorlog had gewond als zij, trachten te genezen? Nog éénmaal liefdevol tot een medemensch gaan, zonder angst zich te kneuzen? O, dankbaarheid begeerde ze niet. Dáárom ging 't nooit. Als haar vertrouwen maar niet werd gekrenkt!

Hy-zelf ontzet niet, maar de heirbijl in zijn hand Houwt d'arm die hem bedreigt met eenen slag in 't zand, En klooft de breede borst aan drie paar forsche reuzen, Wier hand de boom ontvalt waarmeê zy hersens kneuzen. Choch nadert, alles beeft. Een pijl doorboort zijn strot.

Zy vallen; en de Vorst, door nieuwe drift ontgloord, Wint, in één oogenblik, de steilte van den boord. Hy staat. Zijn gloeiend oog ontzet den moed der reuzen; Zy deinzen. Maar een steen, die 't hoofd hem dacht te kneuzen, Vliegt uit eens vijands hand, en slingert langs zijn borst, En, 't Leger geeft een gil en siddert voor zijn Vorst.

Dat was »stelen". Den zak openmaken, om een paar reepen door te breken, deden we ook niet, want je kon zoo'n zak nooit weer zoo netjes in de plooien toevouwen als de winkelier. Maar, moedwillig per ongeluk, den koek onder den arm kneuzen, dat deed ik wel. Zoo kon ik mijn deel vergrooten, en mijn geweten in rust houden.

Hij gunt zich geen respijt, hoor de hijging van de borsten zijner paarden, de klettering van den razenden galop. De vaandels stroomen in dien stormgang als amazonenhaar in het gouden licht. Hij gunt den vijand geen rust en geen herstel. Hij drijft hem voor zich uit, om hem ten doode toe te kneuzen en te pletten tusschen de heilige stad en zijn aanstormende cohorten.

Als een want in haar hand, als een hond voor haar voet wil zij hem hebben. Eindelik weet hij haar toch 's nachts te ontmoeten; hij drukt de ijzeren tralies van haar raam uit elkaar en werkt zich naar binnen, niet zonder zijn hand te kneuzen en aan het bloeden gekregen te hebben, een herinnering misschien wel aan de Yonec van Marie de France.

Dan liep je ieder oogenblik gevaar, een breuk te vallen of je op andere wijze aan dat ijzer te kneuzen. Maar dat maakte het genot nog grooter. Denkt de verbiedzieke volwassene er wel eens aan, dat iedere nieuwe belemmering nieuwe aanvalsdriften oproept? Welken medescholier herinner ik me nog met naam en toenaam? Het is Hendrik Busman. En waarom is hij het? Omdat hij zoo goed leeren kon?

De vogel neurt zijn liedje, het loover knikt en trilt... Ik hoor gebriesch van paarden en kreten, woest en wild. Zij komen trotsch en tergend, vol waan en overmoed; Zij gaan hun lansen ploffen in slecht en hondsch gebroed! Zij komen trotsch en talrijk; maar de onzen springen recht, En beuken met hun knodsen op edelman en knecht. Wat kerven, kneuzen, moorden met bijl en goedendag!

"winnen" bij Vondel opgemerkt, en vestigt er de aandacht op in zijne Aanmerkingen op Huydecopers Proeve, bl. 2. IVe Zang, vs. 264, bl. 60, rl. 6 v. b. Maar een steen, die 't hoofd hem dacht te kneuzen, enz. Segol, als later blijken moest, wordt hier beschermd door een bovenaardsche macht: dit wordt uitdrukkelijk gezegd Z. V, vs. 269, bij een dergelijk geval.