Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juli 2025
Een goed gevoede Eskimo-hond is werkelijk een mooi dier; ongelukkig echter wordt hem het voedsel, wanneer hij het zichzelf niet verschaft, door zijn meester zoo karig toegemeten, dat hij gedurende vele maanden alleen uit vel en beenderen schijnt te bestaan. Hij staat tot den mensch in een eigenaardige betrekking. Hij weet, dat hij in slavenketenen ligt, en tracht deze ketenen te verbreken. Er is iets Wolfachtigs in dit dier, zoowel in zijn lichaam als in zijn geest. Door zijn dicht haarkleed, de overeind staande ooren, de breedte van den bovenkop en de spitsheid van den snoet gelijkt hij zoozeer op den Wolf der Poolgewesten, dat men beide op een afstand in 't geheel niet van elkander onderscheiden kan. De Eskimo-hond rooft en steelt als een Wolf, maar is aan den anderen kant ook weer zoo hondsch deemoedig, als slechts een door vrees gepijnigde slaaf kan zijn. Voor de slede wordt gewoonlijk een tamelijk talrijke troep gespannen, die onder de leiding van een ouderen en ervaren Hond zijn weg vervolgt; van het besturen der slede door den mensch, zooals wij dit gewoon zijn, kan geen sprake zijn. Iedere Hond trekt aan een afzonderlijken lederen riem, die door een hoogst eenvoudig gareel aan hem bevestigd is; in de Hudsonsbaai-landen worden de Honden ook wel vóór elkander aangespannen. Soms beginnen zij gedurende de reis samen te plukharen; het geheele gespan wordt één verwarde klomp; alle brommen, blaffen, bijten, razen dooreen; niet eens de met kracht op hen neerkomende zweep van den bestuurder der slede kan de orde herstellen. Eindelijk is de verwarring zoo groot geworden, dat er aan vrije beweging niet meer te denken valt, en nu moet de voerman de dieren wel van elkander losmaken en opnieuw aanspannen. Zonder deze Huisdieren zouden de bewoners der noordelijke gewesten niet kunnen bestaan. De Honden bewijzen hun alle mogelijke diensten. Met een vracht van 10
Mijn vader moest wel hondsch van aard geweest zijn, indien hij zoo maar zelf de jas had gegrepen, in plaats van moeder daartoe den kring om de tafel te laten loopen. In onzen onderlingen omgang zijn wij heel fijnluisterend en teergevoelig.
"Gij hebt slechts te antwoorden op de vraag: krachtens welk recht hebt gij gehandeld?" "Wilt gij dat weten?" "Als je blieft." "Welnu, krachtens het recht van den sterkste." "Dat is hondsch!" "Toegegeven; maar het is zoo!"
De vogel neurt zijn liedje, het loover knikt en trilt... Ik hoor gebriesch van paarden en kreten, woest en wild. Zij komen trotsch en tergend, vol waan en overmoed; Zij gaan hun lansen ploffen in slecht en hondsch gebroed! Zij komen trotsch en talrijk; maar de onzen springen recht, En beuken met hun knodsen op edelman en knecht. Wat kerven, kneuzen, moorden met bijl en goedendag!
70 Voorts zag ik duizend gezichten, hondsch geworden door de kou: waardoor mij huivering aanvaart en aanvaren zal altijd voor bevrozen plassen. 73 En terwijl wij naar dat middenpunt toegingen, waar alle zwaarte op samenkomt, en terwijl ik beefde in de eeuwige duisternis;
Er zijn oorwormen op de werven der Ursulinen, duizendpooten bij het Pantheon en bloedzuigers in de slooten van het Champ-de-Mars. De straatjongen heeft overigens spreekwijzen als Talleyrand. Hij is niet minder hondsch, maar eerlijker. Hij bezit een vroolijkheid, die hem soms overvalt zonder dat men weet waarom; hij ergert den winkelier door zijn dol gelach.
Het was wel geene herberg bij hen; maar door zulk noodweer in het donker twee vreemdelingen den berg af te laten gaan, zóó hondsch waren zij niet. Als wij ons dus behelpen wilden met een kermisbed in de gelagkamer Nu, wat ons betreft, niets liever. Want, vooreerst, hadden wij èn van den plasregen èn van de paraplu volop onze bekomst.
Nooit, onmogelijk, zou hij zich weer in zijn hondsch leven, dat hij in gedachten al voor goed vaarwel had gezegd, kunnen schikken, nu hij zóó'n ander bestaan had geënvisageerd.
LANS. Als een mensch zijn dienaar zich hondsch tegen hem gedraagt, ziet ge, dat is hard; een, dien ik van kindsbeen af heb opgebracht, een, dien ik voor verdrinken bewaard heb, toen drie of vier van zijn blinde broeders of zusters er aan moesten gelooven! Ik heb hem afgericht, juist zooals iemand, die zich voorneemt: "Zoo wil ik een hond africhten."
Deze verhevene eigenschap wordt ongelukkig gewoonlijk niet op haar juiste waarde geschat; daarom wordt het woord "hondsch" nog steeds in onteerenden zin gebezigd, hoewel het eigenlijk juist het tegenovergestelde beteekent van wat men er in den regel mede bedoelt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek