United States or Uzbekistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar Gawein, denkende aan Amadijs, die eigenlijk Alliene was, verzekerde hun, dat hij genoeg had aan zijns eigenen schildknapen hulp, en hij bleef met Alliene, liever, met Amadijs alleen.

Twee moorden placht gij heden.... Wij zullen u wachten, Gawein en wen gij gestorven zijt, met uwe ziele sollen, als met een bal, als met een bal.... God, die voor ons geboren werdt.... herhaalde Gawein. Vergeef zijne zonde den zondaar.... Amen, bad Alliene. En laat uwe engelen zijne ziele voeren ten Trone.... Amen, bad Alliene. In glorië van uw Paradijs....

Daarom wilden zij ook wel geloof hechten aan de woorden van deze, als Gaweins schildknecht, vermomde jonkvrouw en toen zij eindelijk weêr op zouden zitten, zeide Bohort: Jonkvrouwe Alliene, of Amadijs, als gij u heet, zes onzer zullen zekerlijk tijgen naar Amoreuse-Garde, den boozen burcht, waarvan gij spreekt en waar belaagde, damoselen gevangen worden gehouden door keytivige ridderen, gezellen van Didoneel en Mordret en die zes zullen de jonkvrouwen wel verlossen, weet dat wel, maar één onzer zal u begeleiden tot Camelot, opdat gij den Koning Artur konde doet.

Toen reden ridder en schildknaap maar weet wel, die was Alliene, o lezer! de rivier langs; zij verdwaalden en Gawein, die bespiedde of niet wederom Aventuur hem zoû ontmoeten, zeide: Mijn welschoone knape, Amadijs, Aventuur ontmoet niet meer iederen dag van zijn queste den dolenden ridder, schijnt het; vermoedelijk is het beducht geworden telken male zich te openbaren op dezen gladden weg, dien ik meer dan een maand geleden ben afgëijld in Morgueine's tooverwagen.

Maar sloeg zijne armen heen om Ysabele en kuste haar lang. En zij kuste hem weder en dacht: Het is om hem geen toren te geven en smartelijke rouwe.... Een week daarna reed Amadijs, de jeugdige schildknaap, die eigenlijk Alliene, de jonkvrouw, was, alleen, dwars door de foreesten, die scheidden de landen van Koning Assentijn, van Koning Wonder, van Koning Artur.

Geen dienaar liep aan. De toren brokkelde toe naar de maan. Afgestegen, Alliene en Gawein, verontschuldigde zich de jonkvrouw. Wij en hebben niet dienaren, heer; onze huisman zorgt voor ons met zijn wijf en vader zal waarschijnlijk slapen. Het was donker in de sombere gangen, die zweetten uit de kille vocht. Ter zijde lag een groote zaal in puin.

Nu breidde de wereld weêr nieuw maar vol verborgenheden van Toekomst zich rondom hem uit met den nieuwen dag en.... Schouw toe, heere! riep Alliene plots naast hem. Hij zag òp, volgend de wijzing van heur gemalieden vinger. En hij zag voor zich hoog, tusschen de witte wolkjes, dan lager, dalende als met vogelvluchtgril, het Scaec, het Zwevende Scaec.

Zwijgend wees hij Alliene met zijn speer mede binnen te rijden. De poort gaf toegang tot een hagedochte en dat hagedochte geleidde onder de rivier tot in den burcht. De ruiters reden beiden het sombere hagedochte binnen; daar duisterde de dag en boven hunne hoofden hoorde zij den snellen stroom van het diepe water, dat raasde vervaarlijk als een waterval.

Amadijs maar hij was Alliene, zijt des gewes, o lezer! draafde zijn heer achterna; na een geheelen dag rusteloos dolen door woud en over weide was hij hongerig en moede, als de jonkvrouw, die hij was, wel zeker zijn mocht, maar een zoet geluk was er tevens pijnlijk wrang in zijn ziel om den rit, den dravenden ridder achterna, die reed het Zwevende Scaec achterna....

En toen, het paard achter zich, hinnikend weêr de nacht in en zich angstiglijk dringende tegen hem aan, greep Gawein Alliene in zijn armen het riet brak om hem en ritselde en zag haar, bleek hij, in het bleeke, natte, van gouden haar omplakte gelaat, waarin de oogen als door de watergeesten schenen toe gestreken.