Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 mei 2025
Niet anders, o wellieve Gwinebant, dan uw liefde te dienen, zoete knape! Lancelot, ga terug tot Camelot, en laat mij Gwinebant. En gij, Gwinebant, vertrouw Merlijn, die nie een kwade toovenaar en was, en stijg deze nacht nog mede op mijn fenix.... Zoo voer ik u tot Ysabele! De jonge ridder gaf een kreet van geluk. Tot Ysabele! Tot Ysabele! riep hij uit.
Gwinebant, welschoone knape, dien ik krank van minne raad, wilt gij Lancelot, dien ik niet storen wil, nu dat de koninginne en hij met malkanderen drijven zoo amoreuselijk dat groote solaes, die zoete melodië in het appelbloesemend vergier, kond doen, dat ik ook hem beid in mijn burcht, deez' nacht, om te beraden van nieuwe dingen? Gwinebant beloofde het. Ja, ik Merlijn....
De Koning Assentijn, met zijn lijfwacht, was binnen gereden. Ziet gij dan niet allen, riep Keye voort; dat Gawein is gewond, zwaarder dan is Gwinebant? Legt hem dadelijk naast Gwinebant in het wonderbed of zijn leven rint hem weg uit den lijve! De gezellen, één oogenblik, meenden, dat Keye spotte als altijd. Maar hij spotte niet.
En Gwinebant, in zich wèl ijzerzuchtig op Gawein om Ysabele, die schoone, deed zich geweld aan en voegde er hoofsch aan toe: En de ophaalbruggen lagen immer neêr gelaten. Gawein glimlachte hoofsch terug. Ik begrijp, zeide hij, zeer welwillend.
Ook al geloofden wij niet aan den Aventure! zoo riepen om beurten Sagremort en Acglovael, Hestor en Meleagant, Galehot en Ywein en Bohort. Maar Gwinebant, de schoone knape, der koninginne neef, riep niet mede maar hield Mordret en Didoneel in het oog, wat of die toch smoezelden zoo met elkaar.
En als hij, zoo als nu, de koninginne, zijne moei, zag dwalen door het vergier, immer met Lancelot, dien zij minde en wien zij trouw was als hij haar, zuchtte Gwinebant van onvoldaan verlangen, vooral als hare wijle woei op den wind en zij zekerlijk malkanderen kusten, onder de stuivende appelebloesems....
Gawein draafde aan tot soccoers... Maar te gelijker tijd werd zijn blik geketend door de princes op palafroet... Zij draafde heftig naar Gwinebant, te midden van hare baroenen, alsof zij mede aankwam tot soccoers, Ysabele, de schoone... En Gawein onstelde hevig, toen hij zijn bruid daar zag te midden van groot dangier...
Hij herkènde den Tafel-Ronde-ridder! Gwinebant! En hij spoorde ruw Gringolet... En met de knieën alleen sturende zijn ros, hoog op gericht zijn zwaar geharnaste lijf, speer met slinke gericht, schild over schouder aan riem en zwaard in rechte reeds zwaaiend, ontzettend, als Sint Michiel zelve zoo schoon en stralend, Gawein een aartsengel gelijk, draafde hij aan tot soccoers...
Gawein, dien dag daarop, ook verward door Vrouwe Venus en haren zoon, zocht toen hij in den burchthof, waar de ridders hulde hadden gedaan aan Koning Assentijn, die zat onder de linde Gwinebant. Die liep met Lancelot, wien hij zijn hartsverdriet had toe vertrouwd.
Aan den anderen kant van de rivier waren de kimmen niet te zien en het water was zoo breed als een zee.... O zie! zeide Gwinebant en hij seinde zich vol vromen huiver. Ik zie! Ik zie! zeide Lancelot en ook hij bekruiste zich. De beide ridderen hielden de paarden in. Zij zagen ademloos toe. Over de zee-breede rivier vlogen tal van zwarte vogelen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek