United States or Guadeloupe ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat Paul ook dee, achteruut goengen ze nou; en terwijl Anneke schreeuwde en tegen hum oandrong, kwam de zwaar geladen wagen al nader en nader aan den slootkant, en juist wilde Paul er afspringen om het span in den toom te vatten, toen beiden een schok voelden, en de achterkant van den wagen God zij dank! tegen een dikken wilg was terechtgekomen.

Hij zakte dadelijk een eind in de modder, zoodat het water hem tot aan de borst kwam en in de ademhaling belemmerde. "I-i-ik z-zie-ze ni-niet," stotterde hij. "Ik ook niet," zei Anneke. Dik stapte heen en weer, en greep met beide handen links en rechts in het water, maar snoeken ving hij niet. Juist wilde hij zich wat verder in de sloot begeven, toen zijn vader hem kwam zoeken, om te komen eten.

"Dan zal ik met je mee gaan." "Doch niet tot bij ons aan huis!" "Even maar de straat over, hier." Het was donker buiten. Weer begon hij vleierig: "Anna, mijn liefste Anneke...." "Kon je je maar wat fatsoenlijker gedragen," antwoordde ze bits. "Ik wil alles doen wat je wil, als je maar houdt van me...." "Laat me los, riep ze. Raak me niet. Ik wil naar huis."

Dood! neen, God zij dank! dood was ze niet; maar toch, nadat Anneke ter deure was uitgesneld om het volk, dat buitenshuis werkte, ter hulp te roepen, en men met vereenigde kracht wel een half uur was bezig geweest om de oude van hare bezwijming te doen bekomen, opende zij wel de oogen, maar beval toch de dokter, die evenals de burgemeester terstond door Geurt op 't Uiversnest was ontboden dat het volstrekt noodzakelijk was, de oude vrouw te bed te brengen en met rust te laten totdat hij met een geneesmiddel zou zijn teruggekeerd.

Kees, de hond, gromde veul meer dan vroeger, misschien omdat ie minder dikwijls door Anneke gepoetst wier, en het dier de poets noodig had; of misschien omdat ze nooit meer zeejen: "woar is Kees dan, woar is de hond dan....?" 't Was alsof 't vee niet zoo vet wier as vroeger, misschien omdat het oog van den meester het beest vet maakt en 't oog van den meester weinig over 't vee liep.

"En ik heb suikerballetjes. Die heb jij niet, lekkertjes," was het antwoord van de jonge dame, terwijl ze haar hoofd langzaam op en neer bewoog. "Laat eens zien? Zijn ze lekker?" vroeg Dik, die een liefhebber was van alles, wat goed smaakte. "Neen, ik houd ze zelf. Hoe heet jij?" "Dik." "Ik niet, ik ben Anneke." "En waar zijn de suikerballetjes?" vroeg Dik, die er grooten trek in had.

Stoffels zelf kwam naar buiten op 't geluid dier stem. "Hoe is het?" vroeg ze vluchtig. "De kinderen kunnen samen hier zoolang wel spelen. Daar is Willemke", wees zij Anna. Mee ging zij met Stoffels naar binnen. Anneke zette zich moede neer. Zij wendde 't kopje af, daar de knaap haar stond te bekijken. "Dat is de hei!" zei hij na een poosje.

Anneke durfde geen woord te spreken; zij begreep ook het rechte van die vraag met. Sloan dee de klok, altied as 't tied was van sloan; moar Deine, neen, dat had ze nooit gedoan. Deine had van de klok geleerd, dat slaan op tijd nuttig is, maar vóór den tijd verwarring brengt. 't Was bij Anneke nog geen tied gewêst. Een dotje was ze, dat kleine blonde aanvallige ding.

En zij kon haast niet tot bedaren komen, toen Dik haar vertelde wat er eigenlijk gebeurd was, al vond zij het meer dan jammer van de heerlijke taart. "En wat zullen Piet van Dril en zijne vrouw het akelig vinden, als zij het hooren," zei Anneke. "Die zullen het niet hooren," zei Dik.

"Anneke heeft 't te kwaad van de hitte vandaag," vertelde Jansen zijn vrouw in 't voorbijgaan. "Waar is ze dan? vroeg de moeder. Ik zag haar zoo even nog met een mijnwerker staan praten." "Met wie?" vroeg Jansen. "Ik geloof dat het Stoffels-Willem was." Jansen bromde wat voor zich heen, misnoegd. Maar zij spraken geen woord verder. Anna was weer opgestaan en had de dweil ter hand genomen.