United States or Lithuania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Fluks maakte hij er zich meester van, zette den hoed, die hem veel te klein was, op, en trok den mantel, die hem nog meer te groot was, aan. Zoo uitgedost wandelde hij deftig het schoolplein op en neer, terwijl de mooie mantel over den grond sleepte, die door den regen nat en morsig was.

Er waren in die dagen menschen die met politie of burgerwacht te doen hadden omdat zij een zoogezegd duitsche hoed droegen, de groene tint was zeer gevaarlijk. Op aanklacht van buren drongen burgerwachten, met de bajonet op het geweer, huizen en kamers binnen. Zij hielden huiszoeking of namen den vermoedelijken verspieder in arrestatie.

In de keuken trok hij den kraag van zijn' grijzen mantel weder over den geborduurden uniformkraag en den driekanten hoed, en sloop heimelijk, gelijk de kat van den duiventil, de achterdeur uit.

Maar, Frederik! jou zaak is niet pressant, maar die heeft haast; 'k zal nog maar eventjes mijn hoed halen, en dan kunnen we er op losgaan." Dit gebeurde, en zij gingen.

~Afbeuren~ onderstelt, dat het voorwerp zwaar is en de handeling dus moeite kost: een zak koren van de weegschaal ~afbeuren~; bij ~aflichten~ is dat niet het geval: bijv. den hoed ~aflichten~. ~Afzetten~ onderstelt, dat men het voorwerp een andere plaats geeft: hij ~zette~ den hoed ~af~ en hing hem aan den kapstok; ~licht~ men den hoed ~af~, dan zet men hem een oogenblik later weer op.

Ze waren vuil en ongewasschen, met lompen en lappen bedekt, met bonte dassen aan den hals, en pluimen op den hoed. Zij roken naar de lucht en naar den grond. Pallieter stond geslagen over de schoonheid van hun muziek.

Haar schoenen waren verguld, haar japon was met een roode roos versierd, en verder had zij een gouden hoed en een herderstaf, zij was verwonderlijk schoon.

De onverwachte aanschouwing van vele hem van vroeger bekende aangezichten hield zoozeer zijne opmerkzaamheid bezig, dat hij er nauwelijks acht op sloeg, hoe hem in het gedrang zijn breedgerande vilten hoed van 't hoofd was geraakt.

"Kom Roodkapje, probeer eens of je zoo hoog kunt reiken en leg mij den krans eens om den hoed, terwijl ik dien op heb." "Zooveel grooter ben je niet dan ik," meesmuilde Elsje, maar zij moest toch op hare teenen gaan staan en hare armen hoog uitrekken om bij den hoed te kunnen komen.

"Ik moet nu terstond weg, wezenlijk. Ik dank u heel vriendelijk dat ik hier heb mogen slapen en ... als ik kan, wil ik ook graag eens wat voor u doen, maar nu moet ik naar tante terug. Is ... is er misschien ook een oude hoed voor mij en een doek of zoo iets? Ik ben zoo erg koud." "Waarom heb je je zomerjurk aan?" vroeg Evert, "en waarom ga je dadelijk weer weg?