United States or Namibia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Doch driemaal per week kreeg ze een brief, de andere dagen schreef zij zelf; ze wandelde in den tuin, las wat, en vulde zoo de leege uren. Iederen morgen ging Félicité oudergewoonte Virginie's kamer binnen, en staarde er naar de muren.

Zij wandelde door de kamer en bevoelde de voorwerpen, om te weten of zij bestond. Zij ging zitten op een stoel, als om bedaard over de een of andere zaak na te denken, die haar bezig-hield.

Ik wandelde voort door de verlaten, donkere straten, in de richting van Borgerhout, van waar het oorlogs-geluid mij scheen te komen. De huizen blokten kolossaal op de vlammige lucht. Ik hoorde den stap en de stemmen van de nachtwakers, die sinds korten tijd, op eigen initiatief der burgers, wacht hielden tegen Zeppelin-gevaar.

Wanneer ik 'er de krachten toe had, wandelde ik rondom de Plantagie, met myn snaphaan op den schouder; en den 3den September schoot ik, onder verscheide andere vogelen, een zeer kleinen vogel, alhier Kibry-fowlo genaamd, om dat hy zig altyd verscholen houdt.

Het overige gedeelte van het personeel van het luchtgevaarte was beneden, waarschijnlijk bezig met ontbijten. Slechts een hulp-machinist, die de wacht bij de werktuigen had, wandelde onvermoeid het dek op en neer van de voorroef naar de achterroef.

Een wreede hand had de merel gedood, die de vreugde had uitgemaakt van den armen gevangene. Maar de Koning hoorde zijn droeve klacht, toen hij langs den kerker wandelde, en hij gaf den ongelukkige de vrijheid terug.

De duiven vlogen in klapperende kladden de fijne morgenvelden in en de pauw wandelde met voorzichtige pooten fier in de weggeskes van den riekenden hof en ontvouwde als een nooitgedroomde koleurenweelde zijn breeden staart uiteen.

Eens waren ze met Eduard, die met Bruno wandelde, 'n eind buiten Leiden geloopen; het was toen al bijna heelemaal donker en de slooten leken looden strepen; achter hen was de hemel rossig van de lichtende stad.

Wanneer ik 'er de krachten toe had, wandelde ik rondom de Plantagie, met myn snaphaan op den schouder; en den 3den September schoot ik, onder verscheide andere vogelen, een zeer kleinen vogel, alhier Kibry-fowlo genaamd, om dat hy zig altyd verscholen houdt.

"Dag Marietje!" "Dag." "Mag ik je thuis brengen?" "Toe ga nou weg... Ga nou weg... Ik loop al met iemand." "Da's niet waar." "Waarachtig." "Wil je niks van me weten?" "Je verveelt me. Toe ruk nou uit!" Ze liet hem staan. Iets verder wandelde ze op met een ander, die zijn arm door den hare stak. "'t Kan me ook niks schelen..." mopperde hij: "'t 's 'n lamme meid."