Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 mei 2025
"Joa moar, Ivo, op die manier 'n kan ik ulder toch op mijn hof nie houên!" riep zij eensklaps heftig, met hooge kleur, over zijn hondschheid verontwaardigd. "Wa zoên de meinschen wel zeggen? En wa zoên de giestelijke zeggen? Wa zoên den baron en de baronesse zeggen? Ze zoên mij doen verhuizen!" "'t Es het goed, bezinne, as ge 't op die manier opneemt zal ik wiggoan," zei hij kortaf.
Zij houdt een ruiker in de hand. Dien hebben wij van amarant En reseda geweven. En de kinderen kwamen aanzetten, het pinksterbruidje verborgen in hun midden meevoerend. Sta op, sta op nu, Pinksterbruid. De dag is om, de wijn is uit; Gij kunt vandaag niet trouwen. Ik weet niet waar uw vrijer is. Gij sliept te lang, en hij gewis Ging elders kennis houën.
We hoûen wel van een pretje. De wind is heftig opgestoken. De lucht is dreigend van wolken. Als jullie me beloven den Lion niets te doen, zeg ik; dan trakteer ik in den Rocher de Cancale.
"Nou! ik 'eloof het wel!" zeide de waardin: "'t is een ongemakkelijke kompeer ook as hij begint, die eigenste Andries; maar hij zel zich nou stil houen hoop ik; hij zit althans heel bedaard een glaasje bier te drinken, en een praatje te maken met een kennis van hem, die juist beneden was: zij spreken ondertusschen een rare taal: maar die ik liever niet hoor dan al: 't is Duitsch en toch geen Christenziel kan 't verstaan: 't is net dieventaal."
"Niet rijk!" herhaalde Andries: "zoo meteen is hij nog op onze eigene kust komen kapen en heeft een beurs vol goud van den weg opgevischt ik heb hem net bijtijds gepraaid, anders was hij er mede schoot gegaan; want dat doet er niet toe ... wou jij hem laten loopen, Pieterbaas? ik heb hem hedenmorgen al gewaarschuwd, dat hij niet weer in mijn vaarwater zou komen ... en mijn woord moet ik houen, weet je.".
Mochten wij alle driè dood gevonden worden, dan schenk ik dit hebben en houen aan de gemeente mijner inwoning, die er de vrije beschikking over zal hebben, mits de naam Pieter Zwaluw aan het fonds verblijve en onder voorwaarde dat mijn huisknecht Kobus en mijne dienstboden Chris en Jans een jaargeld van vijfhonderd gulden ieder ontvangen.
Altyd kyken zy bang; altyd vrezen zy, dat zy te kort zullen komen; zy houên van niemand, en niemand van hun. Op zulke Watertjes vangt men zulke Vischjes. Dan is het te heet, dan is het te koud; dan is alles zo duur, dan komt er geen staartje Visch aan de markt.
Van tien tot twaalf was-ie bij ze. Ze hadden stil gezeten en gepraat over de dingen die in de krant stingen, toen hadden ze gedomineerd en een boterhammetje gegeten, toen was-ie naar huis gegaan. Ze wouen 'm houen, maar hij wou niet. 't Most alles weer z'n geregelde gang gaan. Acht uur zou de schoonmaakster kommen. Die most geholpen worden.
"Pa!", riep Amélie, nog nalachend, "Chris en Kobus kijken uit 't dakraam!" In 'n oogwenk kwamen meneer en mevrouw aangevlogen. "Wat doen jullie hièr!", bulderde meneer voor het dakraam zwevend. "Chris, dat's toch werkelijk onnet," sprak mevrouw bedaard-aanpeddelend. "Na bed en je mond houen!", schreeuwde meneer.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek